Bij Vacatures vond ze een advertentie waar personeel voor de helpdesk werd geworven, tezamen met het adres van de personeelsmanager. Kandidaten moesten met computers kunnen omgaan, over goede communicatieve vaardigheden beschikken en een klantvriendelijke instelling hebben. Ze trok haar wenkbrauwen op omdat ze aan Sandra Nagle moest denken. Bij de Sheridan Bank werden vast minder eisen gesteld.

Haar blik viel op het e-mailadres. Ze kon het allicht proberen. Ze schreef een kort berichtje waarmee ze solliciteerde naar de functie van helpdeskmedewerker. Toen diepte ze een rat op waarmee ze het netwerk van kwc was binnengedrongen. Ze verborg hem in een onschuldig ogend document genaamd ‘cv’ en verzond dat als bijlage met haar mailtje. Het enige wat ze hoefde te doen was wachten totdat de hr-manager de bijlage had geopend. Zodra de rat los was, zou hij de achterdeur naar Rosenstocks netwerk openzetten en kon Harry naar binnen glippen. Tenzij haar rat natuurlijk door de antivirusscanners van de bank werd onderschept. Als die nieuw genoeg waren zat die mogelijkheid er altijd in.
Nu ze toch bezig was kon ze de bank eigenlijk net zo goed belagen met war dialling. Ze schreef de opgegeven telefoonnummers van het Nassaufiliaal op. Net als het telefoon- en faxnummer dat ze al had, begonnen alle nummers met 51384, waarbij de laatste twee cijfers voor het toestelnummer vermeld stonden. Met een paar bedreven aanslagen had Harry haar war dialler geïnstrueerd om alle toestelnummers van 5138400 tot 5138499 te bellen totdat hij een ander modem had gevonden. Als die modem op een computer van Rosenstock was aangesloten, was ze binnen.
Harry trommelde met haar vingers op het bureaublad. Hoe dan ook, ze moest door de verdedigingsmuur van de bank zien te komen om haar vaders genummerde account te vinden. Ze was niet zo dom om te denken dat ze bij het geld kon komen. Een paar getallen veranderen in de database ging nog wel, maar het verplaatsen van echte geldbedragen was een ander verhaal. Dat zou optisch bedrog zijn, net als die twaalf miljoen op haar rekening.
Het online verplaatsen van geldbedragen was lastiger dan de meeste mensen dachten.
Harry liep de keuken in om een glas wijn in te schenken. Toen ze terugkwam dacht ze aan de beveiliging van haar vaders account. Volgens hem moest hij contantgeldopnamen of overboekingen persoonlijk regelen en de bank vooraf inlichten per fax.
Dus als ze dat geld te pakken wilde krijgen, moest ze zich als haar vader kunnen voordoen en zijn codenaam kraken, en wel binnen twee dagen. Wat dat betrof schatte ze haar kansen niet heel hoog in.
Ze ging zuchtend achter haar laptop zitten en keek naar de cijfers op het kladblok. Het eerste wat haar te doen stond was verifiëren of dit überhaupt haar vaders rekening was. Ze strekte haar vingers en begon te typen. Als ze erin slaagde de bank te lokaliseren betekende dat nog niet dat ze meteen verwachtte zijn naam daar aan te treffen. Volgens Jude werd de identiteit van bankrekeninghouders ergens in het bankarchief bewaard en bevonden ze zich nooit tussen de online gegevens. Maar als ze kon verifiëren dat zijn account daadwerkelijk bestond, wist ze dat ze daar wel uit zou komen.
Ze controleerde de rat en het war dialling-programma. Van geen van beide respons tot nu toe. Ze breidde voor het geval dat het zoekgebied voor de war dialler uit, maar ze wist dat ze het zich niet kon veroorloven om al te lang te wachten. Ze moest het Rosenstock-netwerk weer vinden en een andere manier verzinnen om binnen te komen.
Ze liet de website voor wat die was en lanceerde via een zoekmachine een zoekopdracht voor de domeinnaam rosenstockbankandtrust.com. Harry wist dat zodra een bedrijf zijn domeinnaam op het net had geregistreerd, er een schat aan extra informatie bij zat die voor een hacker van onschatbare waarde was: namen van it-medewerkers, telefoonnummers, e-mail, faxnummers, en – nog belangrijker – de netwerkservers en ipadressen. Het ip-adres van een computer was als een straatnaam op internet. Je wist dan precies waar hij zich bevond en hoe je er moest komen.
De zoekopdracht bracht een hele stroom data op het scherm. Met bonkend hart kopieerde ze de nummers van de Rosenstock-computers. Nu ze wist waar het netwerk van de bank zich bevond, hoefde ze alleen nog maar naar de deur te sluipen en de sloten te forceren.
Maar eerst moest ze kijken of er iemand thuis was. Er zat altijd een kans in dat de geregistreerde informatie gedateerd was of dat de ipadressen niet langer in gebruik waren. Ze lanceerde een ping sweeper, een programma dat datapakketjes naar de betreffende computers overbracht om te controleren of ze nog een teken van leven gaven. Het Rosenstocknetwerk reageerde navenant. Hebbes.
Nu moest ze inspecteren welke software de computers gebruikten. Wat Harry het leukste vond aan software was dat die altijd door mensen was gemaakt. En wat elke hacker wist, was dat je bij mensen maar op één ding kon vertrouwen en dat was dat ze fouten maakten. Veel fouten. Hackers sponnen er garen bij. Hoe slim een programmeur ook was, hij liet altijd steken vallen in de software. Deze zwakke plekken stonden in de hackerwereld wijd en zijd bekend. Ze werden door de zwarte hoeden gebruikt om ergens binnen te dringen.
Via haar toetsenbord bestookte ze de Rosenstock-computers met nepverbindingen en probeerde de software uit zijn tent te lokken. Met een beetje mazzel was het software met een bekende zwakke plek waarvan zij gebruik kon maken. Ze concentreerde zich met al het fingerspitzengefühl dat ze bezat op de data op het scherm, als een kluiskraker die zijn oor tegen het slot gedrukt hield. Binnen een minuut gaf de software van de Rosenstock-apparatuur een babbelzieke foutmelding:

verkeerd verzoek. Server: apache 2.0.38. uw browser heeft een bericht gestuurd dat niet in overeenstemming is met h t t p.

Ze knikte en leunde naar achteren. Webserversoftware van Apache was erg populair, maar de wat oudere versies hadden enkele welbekende gaten in hun beveiliging. Ze tikte met haar nagels op haar bureaublad en overwoog welke artillerie ze kon inzetten. Toen gaf ze een nieuw commando en vuurde die als een pijl op de Apache-server af. Via de zwakke plek die ze op het oog had kon ze de opslagruimte van Apache volproppen met ongecontroleerde hoeveelheden data, zodat er bij het geheugen een surplus ontstond. Op zich had ze daar niet zo heel veel aan. Maar als er bij die surplusdata een bepaalde code zat, kon ze de software misleiden. En bij Harry’s datapakketje zat een heel fijne code die haar toegang tot het systeem zou geven zodra ze hem lanceerde.

Haar pijl trof doel. Binnen luttele seconden verscheen er een pop-up op haar scherm en wachtte het systeem geduldig haar instructies af. Ze was binnen en had alle ruimte om in de Rosenstock-computers rond te kijken alsof ze in hoogsteigen persoon op de Bahama’s achter een beeldscherm zat.

Ze voelde een onweerstaanbare behoefte om over haar schouder te kijken of er niemand meekeek. Maar ze bleef stug doortypen, struinde de hele Rosenstock-computer door en liet overal inbrekersgereedschap liggen, zoals een snuffelprogramma dat meeluisterde met het in- en uitgaande netwerkverkeer op deze machine. Zo had ze binnen tien minuten het wachtwoord van de beheerder te pakken en kon ze over nog meer privileges op het netwerk beschikken. Het zat zo goed als in haar binnenzak.

Maar er wrikte iets. In plaats van de gebruikelijke overwinningsroes voelde ze een zekere onrust. Ze had als hacker geleerd om haar intuïtie net zo veel te vertrouwen als de technologie, en als er iets niet goed voelde was daar meestal wel een reden voor. Maar ze legde voor het moment het gevoel naast zich neer en ging door. De klok tikte.

Met haar geprivilegieerde status ging ze als een drilboor door de rest van het Rosenstock-netwerk, dwars door de bestanden heen die ze op haar pad vond. Haar ogen waren erop getraind om het interessante materiaal eruit te vissen, en daarvan was er genoeg. Archieven, logboeken, databases, spreadsheets, e-mails, vertrouwelijke documenten. Ze ploegde overal doorheen, maar ontdekte dat de respons op haar commando’s gaandeweg steeds trager werd. Normaal fladderde ze als een dartelende vlinder van het ene bestand naar het andere, maar dit was als zwemmen door stroop. Sommige opdrachten werden compleet afgewezen of beperkt op een manier die ze nog niet eerder had meegemaakt. En een paar van haar hackerinstrumenten begonnen defecten te vertonen, waardoor het allemaal nog trager ging. Iets zat haar dwars, maar ze kon er niet de vinger op leggen.

Op het moment dat ze overwoog om er de brui aan te geven ontdekte ze de database waarnaar ze op zoek was. Het was een ware schatkamer met bankinformatie: rekeningnummers, transacties, saldo-informatie, kredietlimieten. Ze bestudeerde de rekeningnummers. Ze verschilden alle in lengte, maar de meeste bestonden wel uit acht cijfers. Bij niet één stond er een letter. Ze lanceerde een zoekopdracht voor 72559353, met en zonder de letter J, maar dat leverde geen enkel resultaat op.

Ze ging met haar vinger langs de steel van haar wijnglas en staarde naar de rijen gegevens op het scherm. Opeens werd ze bevangen door een onwerkelijk gevoel; ze werd er bijna licht van in het hoofd. Hetzelfde gevoel toen ze voor het eerst die twaalf miljoen euro op haar bankrekening aantrof. Optisch bedrog. Was het weer zover? Ze schudde haar hoofd. Ze voelde zich gedesoriënteerd alsof iemand een langdurig kat-en-muisspelletje met haar uithaalde en haar meelokte als een vlieg die een honingspoor volgde.

Toen viel het muntje. Shit, dat was het. Dat ze dat nu pas zag! Ze liet haar glas zo plotseling los dat het in gruzelementen op de vloer viel. Met een ruk trok ze de stekker uit haar laptop en sprong opzij alsof de wijndruppels haar huid hadden geschroeid.

In de maling genomen door een potje honing. Wat mankeerde haar in godsnaam? Elk hackergroentje had dit kunnen doorzien. Was haar brein zo door elkaar gehusseld door al die klappen dat ze niet eerder doorhad wat hier gebeurde?

Het was alsof haar hartslag in één keer van zestig naar honderdtwintig was gestegen. Ze haalde een paar keer diep adem om te kalmeren, plofte weer op haar stoel en schudde haar hoofd, lichtelijk gegeneerd door haar melodramatische reactie. Het was per slot van rekening maar een potje honing en geen kernbom.

Een honingpotje was een nepcomputer en ze was regelrecht in de val gelopen. Dit spoor was uitgezet om eventuele hackers bij het echte systeem vandaan te lokken en naar een kunstmatige omgeving te loodsen waar al hun bewegingen werden geregistreerd. Ze werden ingezet om banksystemen te beschermen. Daarnaast werden ze gebruikt om de modus operandi van hackers te bestuderen, hun hackerinstrumenten in beslag te nemen alsook hun bevindingen. Als het ontwerp van zo’n honingpotje slim genoeg was, kon een zwarte hoed om de tuin worden geleid; die dacht dat hij een server vol sappige wachtwoorden was binnengewandeld en zou nooit vermoeden dat hij stap voor stap werd gevolgd.

Harry zuchtte. Rosenstock moest een ‘aas en omleiding’-honingpotje hebben gebruikt. Het echte systeem was het aas en zodra ze erin was gekropen werd ze omgeleid naar een nepserver. De alarmbellen waren vast afgegaan door de overstroming die ze had veroorzaakt. Vanaf daar had ze door een fantoomnetwerk gelopen, terwijl er de hele tijd over haar schouder werd meegekeken.

Shit. Dit was tenenkrommend. Ze had ook nog eens haar tas met inbrekersspullen achtergelaten – een buitenkansje voor haar achtervolgers.

Het was duidelijk dat ze hun eigen snuffelaar op haar hadden losgelaten en dat die elke beweging had bespied. Hij was vast slecht geconfigureerd geweest en had de responstijd van het systeem overbelast. Vandaar dat het allemaal zo langzaam was gegaan. En nu begreep ze ook waarom een paar van haar instrumenten niet meer functioneerden. Een honingpot moest een bestaand systeem zo goed mogelijk nabootsen, maar hij kon een hacker ook weer niet alle vrijheid geven. Anders zou de hacker hem als springplank naar een ander netwerk kunnen gebruiken.

Misschien had ze de verbinding niet zo snel moeten verbreken, want ze had de honingpot op een of andere manier kunnen gebruiken als opstapje naar het echte netwerk. Maar helaas, daarvoor was het nu te laat en er was geen weg meer terug. Er was niet voldoende tijd geweest om een achterdeur open te zetten. Hoe dan ook, ze hadden nu haar ip-adres in hun bezit en elke nieuwe poging die ze ondernam zou geblokkeerd worden. Ze hadden inmiddels voldoende forensisch bewijsmateriaal verzameld om haar te kunnen vervolgen, als ze zouden willen.

Zuchtend schakelde ze haar laptop uit. Waarschijnlijk maakte het niet veel uit. Die honingpot was waarschijnlijk goed verzegeld geweest, zonder één enkele uitgang. In commerciële netwerken waren honingpotten niet heel erg gebruikelijk en ze interpreteerde dit dan ook als teken dat de mensen bij Rosenstock hun beveiliging bloedserieus namen.

Ook ging ze er blind van uit dat die rat niets zou opleveren. De antivirusscanners hadden hem vast al te pakken gekregen en in de quarantaine gegooid. Haar war dialler was ook tijdverspilling geweest. Een onderneming als Rosenstock zou geen onbeschermde modems op hun netwerk laten rondslingeren.

Maar ze voelde haar hartslag weer omhoogschieten toen ze iets besefte wat ze waarschijnlijk de hele tijd al had geweten. Ze keek naar het adres dat ze in haar kladblok had neergekrabbeld: 322 Bay Street, Nassau, New Providence Island, Bahama’s.

Ze wist dat ze haar vaders geld niet te pakken zou kunnen krijgen van achter haar bureau met laptop. Wat ze wel moest doen, wist ze in feite al een poosje: ze moest in hoogsteigen persoon naar die bank toe.

41

Harry ijsbeerde door haar appartement totdat ze de eerste helft van haar plan had uitgeknobbeld. De tweede helft was van later zorg, maar ze moest nu eerst even bellen.

Ze keek weer op haar horloge: kwart over negen, dus kwart over vier op de Bahama’s. Ze pakte de telefoon en belde een nummer.
‘Goedemiddag, met Rosenstock Bank & Trust.’
Harry pakte een pen en een stuk papier. ‘Goedemiddag, ik wilde graag informatie over het openen van een rekening.’
‘Momentje.’
Harry begon weer te ijsberen totdat ze werd doorgeschakeld. Ze wilde dat ze wat groter woonde zodat ze tenminste wat meer ruimte om zich heen had.
‘Nieuwe accounts, met Hester, waarmee kan ik u van dienst zijn?’ De vrouwenstem klonk zacht en bedaard.
‘Dag Hester, ik zou graag een investeringsaccount willen openen.’
‘Dat kan. Mag ik vragen of u een ingezetene bent van de Bahama’s?’
‘Nee, maar ik ben wel van plan om daar een dezer dagen naartoe te vliegen. Ik neem aan dat ik persoonlijk langs moet komen?’
‘U kunt een afspraak maken met een van de relatiemanagers hier in Nassau. Zij helpen u met de hele papiermolen en alle wettelijke voorschriften.’ Door haar zangerige Caribische accent leken de juridische bankzaken eerder op een ontspannend uitje.
‘Prima,’ zei Harry. ‘Zou het morgenmiddag schikken?’
‘Dat zal geen probleem zijn. Als u het goed vindt, neem ik alvast enkele details met u door.’
‘Gaat uw gang.’ Harry merkte dat de keurige omgangsvormen van de vrouw eenzelfde uitwerking op haar hadden en ze vroeg zich af of die vrouw altijd zo beleefd was. In de regel gedroegen mensen met zulke publieksgerichte functies zich als horken. Misschien hielp het als je besefte dat je clientèle uitsluitend uit miljonairs bestond.
‘Zou ik u naar een persoonlijke referentie mogen vragen van iemand die een relatie met onze bank heeft?’
Even bleef Harry stokstijf staan. ‘Is dat noodzakelijk?’
‘Het is niet verplicht, maar het kan de zaken zeker versnellen.’
Harry wilde nee zeggen, maar ze herinnerde zich opeens weer de eerste accountmanager van haar vader: Philippe Rousseau. Ze speelde die troefkaart liever niet meteen uit, maar als het moest, dan moest het maar.
‘Ik heb wel een referentie,’ zei ze met gekruiste vingers. ‘Wilt u die naam nu direct hebben?’
‘Dat is niet nodig. U kunt dit opnemen met uw relatiemanager als u hier bent. Dan nog het volgende: de bank hanteert een bepaald beleid aangaande de minimale inleg voor investeringsaccounts, en die is afhankelijk van het land waar u woont. Voor Canada, Europa, de apac-landen en Australië bedraagt deze dertigduizend dollar.’
Harry slikte. Haar spaartegoed zou een dreun krijgen.
‘Bent u ingezetene van de vs, dan is het honderdduizend dollar,’ vervolgde Hester. ‘En voor alle andere landen is het honderdvijftigduizend dollar.’
‘Vanwaar dat verschil?’
‘Wij moeten uw achtergrond verifiëren en dat is bij het ene land riskanter dan bij het andere.’ Haar zachte stem klonk nu verontschuldigend. ‘Wij kunnen helaas geen cliënten uit Colombia of Nigeria accepteren.’
‘Ik begrijp het.’
‘U dient ook enkele persoonlijke papieren mee te nemen: dat is erg belangrijk.’
‘Ik zal het opschrijven.’ Harry sloeg een blaadje van haar kladblok om. ‘Gaat uw gang.’
‘U hebt een geldig paspoort nodig. Een kopie zal niet volstaan, vrees ik, en een rijbewijs ook niet. En u dient twee recente energierekeningen mee te nemen om uw huidige adres te bevestigen.’
Harry trok haar wenkbrauwen op. Vreemd om een geheime bankrekening te kunnen openen met zoiets banaals als een energierekening. Alsof ze een pasje bij de videotheek aanvroeg. Ze prentte zich in om elk persoonlijk documentje wat ze kon vinden mee te nemen: rijbewijs, loonstrookjes, bankafschriften, creditcards, aanslagen van de belastingdienst. Als ze haar identiteit moest bewijzen, wilde ze geen enkele reden tot twijfel geven.
‘U hebt ook papieren nodig die uw economische situatie bevestigen,’ zei Hester.
Harry knipperde met haar ogen. ‘U bedoelt dat ik moet bewijzen waar mijn geld vandaan komt?’
‘Precies. Daartoe zijn wij helaas genoodzaakt in verband met de wet op witwaspraktijken. Dus afhankelijk van uw fondsen dient u een kopie te overhandigen van bijvoorbeeld uw arbeidscontract en salaris, een verkoopakte, of een geverifieerd afschrift van een testament, enzovoorts. Uiteraard valt alles onder de geheimhoudingsplicht van onze bank en zal alles vertrouwelijk worden behandeld.’
‘Uiteraard.’
‘Als dit tot zover duidelijk is, mevrouw, zal ik dan nu een afspraak voor u maken?’
‘Ja graag.’
Hester zette haar in de agenda voor kwart over drie de volgende middag. Harry had dan een afspraak met Glen Hamilton, een van de senior accountmanagers. Harry bedankte Hester voor haar hulp en verbrak de verbinding; ze kwam er te laat achter dat de vrouw niet om haar naam had gevraagd. Maar dat hoorde waarschijnlijk bij hun discrete aanpak.
Harry viste haar paspoort uit de keukenla. Het had ezelsoren en was al bijna verlopen. Ze deed haar laptop weer aan en boekte een vlucht met Canada Airlines. Ze zou de volgende ochtend vroeg vertrekken en rond een uur ’s middags in Nassau aankomen. Dat was krap aan, gezien haar afspraak bij de bank, maar ze had nog maar weinig tijd over. Haar achtenveertig uur gingen door de zandloper.
Via internetbankieren boekte ze al haar spaargeld over naar haar lopende rekening. Dat zou ze op het vliegveld wel opnemen. Alles tezamen was het zo’n tachtigduizend dollar. Het zou misschien niet genoeg zijn voor wat ze van plan was, maar meer had ze niet. Ze kon maar beter niet meer denken aan dat appartementje dat ze voor zichzelf had willen kopen. Samen met haar geliefde Mini moest ze dat gedeelte van haar leven maar in de ijskast zetten.
Op het vliegveld zou ze wel een boek over de Bahama’s kunnen krijgen, met een plattegrond van Nassau. Haar richtingsgevoel had haar de afgelopen dagen vaak in de steek gelaten, maar dit keer zou ze haar huiswerk doen. Het laatste waar ze op zat te wachten was alweer zo’n navigatiemisser.
Misschien was het ook een goed idee om iemand te laten weten waar ze naartoe ging en waarom. De gedachte dat ze misschien niet levend terug zou keren stuurde haar denkvermogen in de war, als een radio met statische ruis. Ze schudde haar hoofd om de witte vlekken uit haar hersens te krijgen en vroeg zich af wie ze kon bellen. Haar eigen familie was uitgesloten: hoe minder die wist, hoe beter. En zowel Dillon als Imogen had geprobeerd het uit haar hoofd te praten. Ze moest iemand hebben die niet emotioneel betrokken was. In gedachten verzonken trommelde ze met haar vingers op het bureaublad en vervolgens pakte ze vastberaden de telefoon.
‘Woods.’ De journaliste was kortaf als altijd.
‘Hi Ruth, met Harry Martinez. Heb je nog altijd interesse voor een verhaal over mijn vader?’
Even viel het stil. Harry hoorde luidruchtige verkeersgeluiden aan de andere kant van de lijn.
‘Heb je wat voor me?’ vroeg Ruth.
‘Ik begin in de buurt te komen. Geef me nog een paar dagen. Maar er is in die tussentijd al heel veel gebeurd. Wil je het horen?’
‘Wacht even.’ Op de achtergrond werd met papier geritseld. ‘Ben ik weer. Ga je gang.’
Harry vertelde alles wat er in de afgelopen dagen was gebeurd. Ruth onderbrak haar niet één keer en deed pas haar mond weer open toen Harry zei wat er met haar vader was gebeurd.
‘Jezus. Komt het wel weer goed met hem?’
‘Dat weten we niet.’
‘Shit.’
In de stilte die daarop volgde nam Ruth een flinke trek van haar sigaret. Toen zei ze: ‘Wat ga jij nu doen?’
‘De Profeet wil het geld, dus ik ga naar de Bahama’s om het te halen.’
‘En dan geef je het hem zomaar in handen?’
‘Volgens mij heb ik weinig keus. Maar als ik erachter kan komen wie hij is, kan ik hem misschien wel ontmaskeren.’
‘Of je overleeft het niet.’
En daar was het weer, dat zeurende stemmetje. Harry kneep haar ogen stijf dicht en klemde de hoorn stevig vast.
‘Je zou me kunnen helpen,’ zei ze uiteindelijk.
‘O ja?’
‘Zoek uit wie Ralph Ashford is, de ceo van kwc. Waar hing hij uit toen het kartel bezig was? Misschien werkte hij wel voor JX Warner.’
‘Goed punt. En hoe zit het met die andere bankier over wie je het had, die Jude Tiernan? Hij zat toch ook bij JX Warner?’
‘Dat wel, maar dat heeft waarschijnlijk niets te betekenen. Hij heeft me geholpen, maar dat kan net zo goed een façade zijn. Op dit moment vertrouw ik echt niemand meer.’
‘Ik zal wat druk uitoefenen op Leon. Hij kent me nog wel. Hij mag me niet, maar dat komt doordat hij bang voor me is. Zo te zien zit hij er tot aan zijn nek in, dus wie weet praat hij zijn mond voorbij.’
‘Je zou het kunnen proberen.’
‘Oké, ik kijk wel hoever ik kom.’ Ruth aarzelde even. ‘Tussen twee haakjes, in welk ziekenhuis ligt Sal?’
Harry trok haar wenkbrauwen op. ‘St. Vincent’s. Hoezo?’
‘O, zomaar.’
Harry glimlachte bijna. ‘Het bezoekuur is van drie tot acht, als je het weten wilt.’
‘Aha.’
Ruth hing op zonder gedag te zeggen. Harry liet de telefoon op het bureaublad vallen en trok haar knieën tot aan haar kin op. Ze beet op haar onderlip.
Het was altijd verkeerd om je plannen hardop uit te spreken. Als je ze net had bedacht leken ze nog ingenieus; maar zodra je ze had uitgesproken klonken ze infantiel.
Ze voelde iets kriebelen in haar rug en ze moest zich inspannen om zich niet tegen de muur te drukken. Waar was ze in hemelsnaam mee bezig? Ze ging naar een of ander eiland dat duizenden kilometers verderop lag en waar ze niet eens de weg wist, godbetert. Op dit moment waren haar plannen nog maar heel summier, en bovendien miste ze een vitaal onderdeel. Ze wist nog altijd de code van haar vaders account niet.

42

Het eerste wat Harry opviel toen ze op het eiland New Providence aankwam waren de kleuren.
Ze draaide het raam van de taxi open. Rechts van haar stond een rij

feloranje, saffraangele en korenbloemblauwe huizen. Paarse bougainville viel als een waterval over de muren. Links was de oceaan, een streep jadegroen met een zoom van witte kant. Ze voelde zich als Dorothy die van het monochrome Kansas naar de schitterende Technicolor-wereld van Oz was getransporteerd.

‘Uw eerste keer in Nassau?’

De taxichauffeur keek haar met een schuin hoofd in het achteruitkijkspiegeltje aan. Hij was nog jong, negentien of twintig, met keurige, platte krulletjes die wel waterproof leken. Hij had zich voorgesteld als Ethan.

‘Ja, eerste keer,’ zei ze met een moeizaam glimlachje.

Ze had twaalf uur in het vliegtuig gezeten en haar hoofd tolde van vermoeidheid. Zelfs knipperen met haar ogen ging traag en sloom.
Ethan knikte. ‘Mensen komen maar om twee redenen naar de Bahama’s.’ Door zijn accent klonk het als Da Bahama’s. ‘Zaken of romantiek.’ Hij gluurde weer in het spiegeltje. Zijn ogen waren opmerkelijk amberkleurig. ‘En volgens mij komt u hier niet voor de romantiek.’
‘Klopt. Alleen zaken.’
Haar bovenbenen begonnen te stoven door de hitte van de vinyl bekleding. Er was geen airconditioning in de taxi, behalve de open ramen.
‘Maar de Bahama’s zijn geen goeie plek om zaken te doen, geloof mij maar,’ zei Ethan. Hij gaf een ram op zijn claxon voor het stilstaande verkeer. ‘Alles gaat hier traag, traag, traag.’
Harry staarde naar de felroze bloesem en sierlijke palmbomen. ‘Dat is volgens mij ook de bedoeling.’
Hij schudde zijn hoofd en roffelde op het stuur. ‘New York, daar kun je nog eens zakendoen. Daar kun je alles pijlsnel regelen.’
Harry keek naar het verkeer. Een stukje verderop waren twee koetsjes met paarden de hoofdweg op gereden. Ze waren in vrolijke geel- en roodtinten geschilderd, als een stel circuswagens. De paardenhoeven klakten doodgemoedereerd op de keien en de dieren trokken zich geen zier aan van de consternatie achter hen.
Ethan snoof. ‘Zie je die paarden? Wat een slome, langzame manier om je te verplaatsen. Stopverf, zo noem ik ze.’
Hij rukte aan de versnellingspook en schoot als een F16 in een opening in de rij auto’s. Bijna direct remde hij weer af en bleef stilstaan voor een politieagente die het vastgelopen verkeer stond te regelen. Ze droeg een wit, gesteven uniform en witte handschoenen en dirigeerde het verkeer met bijna ballerina-achtige gratie. De koperen knopen en krijgshaftige strepen op de zijkant van haar rok deden Harry aan de Britse erfenis op de Bahama’s denken.
‘Als je het mij vraagt hadden we dit eiland aan de piraten moeten geven,’ zei Ethan.
‘Welke piraten?’
Ze zag zijn verbaasde blik in het spiegeltje. ‘Heb je nooit van Blackbeard gehoord? Zijn echte naam was Edward Teach. Enkele eeuwen geleden had hij New Providence vrijwel helemaal in zijn macht. Het wemelde hier van de piraten.’ Hij trommelde met zijn vingers op het stuur. ‘Het gezegde luidt dat slapende piraten niet dromen van de hemel, maar van hun terugkeer naar Nassau.’ Op het signaal van de verkeersagente schoot hij weer een stuk naar voren. ‘Nassau is niks anders dan een nachtmerrie in slow motion.’
Harry fronste. Bij zijn laatste woorden was er een elektriciteitsstroompje in haar hersens geactiveerd, maar dat trok bijna onmiddellijk weer weg. Ze schudde haar hoofd en keek naar de langgerekte welvingen van het strand. Het zand leek wel gezeefd meel. De golven van aquamarijn, die hoger waren dan ze had verwacht, wierpen onoplettende zwemmers op de kust alsof de branding door een enorme hand in de oceaan als badwater werd weggespetterd.
Even later namen ze een scherpe bocht naar links en Ethan zette de auto stil. Hij ging verzitten en maakte een weidse beweging met zijn arm. ‘Dit hier heet allemaal Cable Beach. En daar is uw hotel.’
Harry zag een snoeproze gevel. Het Nassau Sands Hotel was een gebouw met statige vormen; het had een breed bordes en naast de hoofdingang stonden Korinthische zuilen. Ze had dit hotel gekozen vanwege het sympathieke tarief, maar nu ze ervoor stond leek het eerder op een grootse koloniale residentie.
Ze bedankte Ethan, gaf hem een ruime fooi en stapte uit de auto. De hitte omsloot haar als een elektrische deken. Ze beklom de treden van het bordes en liep het hotel in. Onmiddellijk voelde ze een tochtstroom tegen haar gezicht.
De foyer was een groot, open paviljoen zonder muren die een vrij uitzicht op de blauwgroene zee bood. Boven haar draaiden enorme plafondventilatoren rond om de lucht te laten circuleren. Het gepolijste marmer zag er koel uit en ze moest zich inhouden om haar bezwete lichaam er niet languit op te laten vallen.
Het inchecken nam enige tijd in beslag, maar het ontspannen personeel was een verademing na de gejaagde taxichauffeur. Uiteindelijk overhandigde de receptionist haar met een brede glimlach de sleutel van haar hotelkamer.
‘Welkom op de Bahama’s, mevrouw Martinez. Ik hoop dat u het naar uw zin zult hebben.’
‘Dank u.’
Harry was inmiddels al gewend aan het plaatselijke accent. Het verschilde van het stereotiepe Jamaicaanse toontje dat ze had verwacht. Het was zangeriger en soepeler: een milde mix van Britse en Afrikaanse klanken.
Ze vond haar kamer en concludeerde dat het weelderige uiterlijk van de open foyer niet tot achter de schermen reikte. De stijl was een soort bloemetjesbruin uit de jaren zeventig en er hing een vage rioollucht. Ze trok haar schouders op. Vijfsterrenlobby, tweesterrenkamer. Wat maakte het uit. Als alles volgens plan verliep was ze hier morgen weer weg.
Ze smakte haar koffer op het bed en pelde haar bezwete kleren van haar huid. Ze stapte onder de douche om onder een iel straaltje water af te koelen. In een handdoek gewikkeld ging ze op het bed zitten en haalde haar gids van de Bahama’s tevoorschijn. Volgens de kaart was Bay Street de hoofdweg die door heel Nassau liep, van Paradis Island Bridge in het oosten tot Cable Beach in het westen. Met een taxi was dat maar een kort ritje.
Ze probeerde in gedachten vooruit te lopen op wat haar te doen stond en kreeg prompt een droge mond. Ze had nog altijd haar vaders codenaam nodig. Ze kon proberen om het zonder te doen, maar dan had ze maar weinig kans van slagen.
Ze gooide het boek op het bed en pakte het papiertje waarop ze de gegevens van haar vaders rekening had geschreven. 7-2-5-5-9-3-5-3-J. Waar stond die J toch voor? Was de letter alleen maar om de pokerhand te completeren, of had hij nog een speciale betekenis? Ze tikte erop met haar middelvinger. J van wat? J van Jack? Jack wie? Wat had haar vader ook alweer tegen haar gezegd in de gevangenis: Je had die naam vast leuk gevonden. Wat moest ze daar nou weer mee?
Ze zette haar vaders reistas op het bed; nu was ze blij dat ze hem had meegenomen. Ze rommelde erin totdat ze het pokerboekje van haar vader had gevonden en bladerde het door tot aan het gedeelte met de bewuste kaarten. Js. Schoppen Jack1. De river card. Was dat soms de codenaam van haar vader? Of Jack River? Ze fronste. Geen van beide sloeg erg aan. Op de een of andere manier voelde ze aan dat het ergens een belletje moest laten rinkelen.
Met gesloten ogen dacht ze na over haar vader. Gisteravond was ze nog een keer naar het ziekenhuis gegaan. Volgens de verpleegsters was er niets veranderd, maar Harry vond dat hij was gekrompen, zo leek het wel. Hoe zou het er daar nu uitzien? Haar moeder afstandelijk als altijd, haar zus die alles probeerde te regelen en een lege stoel waar zijzelf had moeten zitten. Ze opende haar ogen en verjoeg het plaatje. Ze had geen enkele keus gehad: ze had moeten vertrekken.
Ze keek weer op haar horloge. Tijd om zich op te knappen. Ze liet de handdoek op de vloer vallen en pakte de jurk die ze op het vliegveld van Dublin had gekocht. Ze had een kleine designerwinkel gevonden, van het slag dat ze in de regel vermeed, en daar een ivoorkleurige, geborduurde zijden jurk aangeschaft met bijbehorende tas en schoenen. Het had haar meer gekost dan een hele week op de Seychellen, maar de outfit zag er duur uit en dat was ook de bedoeling. Ze zou zich later wel om het creditcardafschrift bekommeren.
De zijden stof golfde als verkoelend water over haar huid. Het lijfje was strak, met dunne spaghettibandjes die zo veel huid vrijlieten dat ze zich zorgen begon te maken over zonnebrandcrème. Ze deed meer make-up op dan normaal en zorgde voor een dramatisch effect rondom haar ogen om de aandacht van de wondjes en blauwe plekken op haar gezicht af te leiden. Ze draaide haar haar boven op haar hoofd in een wrong die zo strak zat dat ze er tranen van in haar ogen kreeg. Tot slot trok ze de schoenen aan en bekeek het totaalplaatje in de spiegel. Haar huid lichtte op door de zacht glanzende zijde. Het hoge knotje trok haar haargrens en haar wenkbrauwen omhoog, waarmee ze een naturel hooghartige uitstraling kreeg. Voor het eerst zag ze hoeveel ze op haar moeder leek.
Ze deed een zonnebril op, pakte haar tas en liep naar de foyer. Buiten voor het hotel hield ze een taxi aan en was enkele minuten later in Bay Street op de stoep van de Rosenstock Bank.
Harry keek omhoog naar het blauwe gebouw met pilaren waarin het hoofdkwartier van de bank was gevestigd. Ze voelde zich een beetje slapjes. Ze haalde een paar keer diep adem en keek op haar horloge. Ze had pas over bijna een uur een afspraak. Dan maar even de zenuwen wat gekalmeerd met een toeristisch ommetje. Bovendien moest ze nog steeds iets anders doen.
Ze liep oostwaarts Bay Street in en belandde in een drukke menigte van toeristen en kantoormedewerkers. De straat bestond uit winkels. Designerboetieks met kleding van Fendi en Gucci naast souvenirstalletjes waar t-shirts en piratenhoeden werden verkocht.
De zon voelde als een soldeerbout op haar huid, dus ging ze aan de overkant lopen, waar wat meer schaduw was. Overal claxonneerden taxi’s en raceten scooters voorbij. Ze dook de verkoelende luwte van de overdekte winkelgalerij in en keek naar de etalages totdat ze vond wat ze zocht: een belwinkel waar ze mobiele telefoons verkochten. Vijf minuten later had ze een prepaid telefoon met plaatselijk Bahama’s-nummer. Ze stopte hem diep weg in haar tas.
Terwijl ze ondertussen de plattegrond goed in de gaten hield, slenterde Harry over Rawson Square in de richting van de haven. Bij de pier lagen twee cruiseschepen aangemeerd, met bulderende scheepshoorn. Zeemeeuwen cirkelden er krijsend boven en zaaiden paniek onder de passagiers die van boord gingen. Bij de waterkant stonden verkopers in kleine bootjes roze met groene schelpen te verkopen die Harry aan watermeloenen deden denken.
De houten pier kraakte onder haar voeten, en de zilte lucht rook naar zeewier. Ze passeerde nog een rij kraampjes waar souvenirs van Nassau lagen uitgestald: aardewerken sierstukken en strooien hoeden, ansichtkaarten en piratenvlaggen met Jack Eenoog.
Harry bleef als aan de grond genageld staan. Eindelijk vielen de puzzelstukjes in haar hoofd op hun plaats. Ze bleef stilstaan omdat ze bang was dat ze het moment weer zou verstoren. Het water klotste tegen de rand van de pier, ergens ver weg klonk het geluid van een buitenboordmotor. Langzaam draaide ze zich om en staarde naar de marktkramen. T-shirts, sleutelhangers, plattegronden en boeken. Piratenvlaggen aan een stok met de afbeelding van Jack Eenoog. Harry keek naar de dichtstbijzijnde vlag die wapperde in het briesje. Een witte schedel met kruisbotten tegen een zwarte achtergrond, een oogkas verborgen achter een ooglapje.
Deuces, aces, one-eyed faces.
Het kinderliedje ging door haar hoofd: het was een uitdrukking die aan de pokertafel werd gebruikt en die betekende dat azen, tweeën en schoppen boer de wild cards waren. Jack Eenoog. Ze zag de schoppen boer voor zich, de Jack, zoals die in elke stok kaarten voorkwam: met maar één oog. De witte schedel leek haar aan te staren. Een andere schedel met kruisbotten kwam bij haar op: het logo van DefCon, de hackerconventie die ze samen met haar vader had bezocht.
De naam die ik heb gekozen had je vast leuk gevonden.
Schoppen Jack. Jack Eenoog. Schedel en kruisbotten.
Piraten en hackers.
Ze sloot even haar ogen en er schoot nog een woord door haar heen, een woord dat dit alles met elkaar in verband bracht. Haar hackerpseudoniem toen ze nog een kind was. Pirata. Het Spaanse woord voor piraat.
Nu klopte het allemaal. Ze voelde het tot in haar tenen.

1 Noot van de vertaler: Jack is de boer in het kaartspel.

43

‘Goedemiddag. Mijn naam is Harry Martinez en ik heb om kwart over drie een afspraak met Glen Hamilton.’

Harry verplaatste haar gewicht van de ene voet op de andere terwijl de receptioniste op haar beeldscherm keek. Het was een raar gevoel om zo vlak voordat ze de boel ging oplichten haar eigen naam op te geven. Toen ze zich herinnerde dat de afspraak niet op naam was, was het alsof ze een sociale blunder had begaan. Ze keek snel om zich heen of iemand in de lobby het soms gehoord kon hebben. Mensen in nette pakken liepen af en aan van hun werkplekken en de kasbediendes gingen op discreet zachte toon te werk. De cliënten vormden zwijgende rijen voor de balie, als kerkgangers die te biecht gingen. Op dit soort plekken waren namen heilig.

De receptionist keek met een stralende glimlach van het scherm naar Harry. Ze boog zich naar voren en wees naar de rij kasbedienden links van haar. Op de naambadge op haar revers stond juliana.

‘Loop hier helemaal tot aan het eind en ga dan linksaf, daar vindt u drie liften. U moet de middelste nemen. Daarmee kunt u naar de derde etage en dan is er daar iemand om u op te vangen.’

Harry bedankte haar en liep naar de liften, die alle drie openstonden. Ze stapte in de middelste en wilde op het knopje voor de derde drukken. Er zat geen knopje. Ze bleef met haar vinger midden in de lucht staan en vroeg zich af wat ze nu moest doen. De enige knoppen op het metalen paneeltje waren om de deuren mee te bedienen en alarm te slaan. Voordat ze het had uitgevogeld, sloten de deuren zich vanzelf en kwam de lift in beweging. Het moest een beveiligde lift zijn die vanaf de receptie werd bediend en zo was ontworpen dat insluipers zoals zij niet zomaar het bankgebouw konden afstropen. Ze kreeg er de kriebels van dat ze op andermans commando omhoogging.

De lift stopte en de deuren gleden open. Ze werd opgewacht door een jonge vrouw in een marineblauw pakje.

‘Deze kant op, alstublieft.’ Ze wenkte dat Harry haar moest volgen, en escorteerde haar een beige gang door met overal deuren zonder bordjes. Er werd nergens aangegeven op welke etage ze zich bevond of wat er achter die deuren was. De vrouw opende een deur aan de rechterkant die identiek was aan alle andere deuren. Hoe kon ze die ooit uit elkaar houden?

‘Neemt u plaats.’ De vrouw deed een stap opzij zodat Harry naar binnen kon. ‘Glen komt zo bij u.’
Harry bedankte haar en liep naar binnen. De deur werd achter haar dichtgedaan.
In het midden van de kamer stonden vier Queen Anne-stoelen rondom een mahoniehouten koffietafel. De stoelen hadden een witte zitting en gekrulde pootjes, en zo te zien waren ze niet best voor je rug. Harry wist dat ze moest gaan zitten en wachten. In plaats daarvan liep ze naar het raam aan de andere kant van het vertrek. Niet om het uitzicht te bewonderen, maar omdat het naast een modern ingerichte werkplek was, met paperassen en een zoemende laptop.
Om de schijn op te houden keek ze even uit het raam. Rode en blauwe daken reikten van hier tot aan de haven, en een halve kilometer van de kust kon ze Paradise Island zien liggen dat via een brug met Nassau was verbonden. Over de hele skyline van het eiland strekte zich een verbluffend bouwwerk uit, uitgevoerd in roze en blauwe tinten; een hybride vorm van Disney en de Taj Mahal. Harry wist dankzij haar gidsje dat dit het Atlantis Resort was, bijna veertien hectare met extravagante hotels, casino’s en zwembaden.
Ze keek vanuit haar ooghoek naar de laptop. De screensaver stond aan. Ze duwde voorzichtig met haar heup tegen het bureau en de computer kwam weer tot leven, maar dan wel met de boodschap dat hij was afgesloten. Pech.
Ze bekeek de paperassen die over het bureaublad lagen uitgewaaierd en zocht naar iets bruikbaars. Bedrijven gaven miljoenen uit om vertrouwelijke informatie te beveiligen, maar in werkelijkheid waren het de alledaagse dingen waarmee hackers uit de voeten konden.
Harry zag het lichtende voorbeeld daarvan op de muur geplakt: het interne telefoonlijstje van de bank. Met een vluchtige blik over haar schouder pakte ze haar mobiele telefoon en richtte de camera ervan op de muur. Ze moest er enkele foto’s voor nemen, maar al snel had ze de hele lijst te pakken. Die zou ze later op haar eigen pc wel weer aan elkaar plakken.
Ze keek nogmaals naar de computer. Het was een standaardmodel van Dell. De netwerkkabel was kanariegeel en liep door een gat in het bureaublad naar de netwerkdoos in de vloer. Halverwege was de kabel gemarkeerd met een stukje blauw plastic waarop stond ‘port 6-47’. Wie weet kwam haar dat nog van pas.
Achter haar werd de deur geopend. Snel deed ze twee stappen naar het raam, en draaide zich om op het moment dat een man en een vrouw de kamer binnenkwamen. De vrouw stak haar hand uit.
‘Glen Hamilton, hoe maakt u het.’ Ze wees naar haar collega. ‘Dit is mijn assistent, Raymond Pickford.’
Harry stelde zich voor en ze schudden handen. Stom dat ze ervan uit was gegaan dat Glen een man was. Zij had beter moeten weten en niet zomaar van de sekse uit te gaan op basis van een naam.
Glen leidde haar bij de werkplek vandaan naar de Queen Anne-stoelen. ‘We zitten hier een stuk comfortabeler.’
Dat betwijfelde Harry ten zeerste, maar ze gehoorzaamde. Ze nam de stoel tegenover die van Glen, die een leren map openritste en een schrijfblok op haar knieën legde.
Zo te zien was ze achter in de veertig; haar huid had de kleur van tabak en haar haar was strak over haar fraai gevormde schedel gekamd. Haar mantelpakje was helemaal zwart en Harry vond dat ze hier en daar wel een kleurig accent had kunnen gebruiken. Ze straalde het soort gezag uit dat Harry aan haar laatste rectrix deed denken – die vrouw had een leugen op tien meter afstand kunnen ruiken.
Ze dwong zichzelf om Glen recht in de ogen te blijven kijken. Per slot van rekening had ze niets misdaan. Nog niet, althans.
Glen klikte haar balpen in aanslag. ‘Voordat we beginnen wil ik u graag laten weten dat alles wat hier wordt besproken compleet vertrouwelijk is.’ Haar dictie was langzaam en secuur. ‘Zelfs als u besluit geen rekening bij ons te openen, dan zal dit bezoek en alle informatie die ter sprake is gekomen, aan bancaire privacywetten gehouden zijn.’
‘Dat is een geruststelling.’
‘Mag ik vragen waarom u voor de Rosenstock Bank hebt gekozen?’
‘Mijn vader heeft hier jarenlang een rekening gehad. Op aanbeveling van een vriend van de familie, die daarna overigens nog een tijdje zijn account heeft behandeld. Misschien kent u hem. Philippe Rousseau.’ Harry hield de vrouw scherp in de gaten, maar er was niets van haar gezicht af te lezen. ‘Werkt hij hier nog steeds?’
Glen stak haar kin in de lucht en keek alsof ze daar geen antwoord op wilde geven, maar Raymond viel in.
‘Meneer Rousseau is vicepresident internationale cliëntenbetrekkingen,’ zei hij met een glimlach. Hij was jonger dan Glen, ergens begin dertig, en zijn lichte Bahama’s-accent stond in vreemd contrast met zijn blanke huid. ‘Hij promoveerde enkele jaren geleden, daarvoor was hij accountmanager.’
Harry keek of Glen dit zou bevestigen. De vrouw sloeg echter haar ogen neer en plukte aan een losse lint op haar pakje. Toen keek ze op en glimlachte.
‘Philippe heeft onder mij gewerkt, om precies te zijn. Tot acht jaar geleden.’
‘Aha.’ Harry fronste. ‘Dan hebt u mijn vaders account overgenomen, als ik het goed begrijp.’
Als dat inderdaad zo was, hoe zat het dan met Owen Johnson? Maar Glen was nog niet uitgepraat.
‘Ik had al mijn aandacht voor mijn eigen cliënten nodig en die van Philippe kon ik er niet bij hebben,’ zei ze. ‘Dus nee, ik heb zijn werk overgedragen aan de rest van mijn team. Op die manier had Philippe meer tijd om onze vooraanstaande cliënten te entertainen.’ Haar glimlach werd breder. ‘Op stap met het mannennetwerk, zo noemen ze dat geloof ik.’
Harry knikte. ‘Dat kan kloppen, mijn vader zei dat hij hem aan de pokertafel had ontmoet. Waar weet ik niet precies.’
‘Dat was vast op Paradise Island,’ zei Raymond. ‘Daar zit het beste casino van de Bahama’s.’ Hij wierp een snelle blik op Glen en keek toen opzij. Hij streek met zijn hand over zijn hoofd, vanaf zijn kruin tot aan zijn voorhoofd. Zijn haar was naar voren gekamd met een kuifje, en er zat zo veel gel in dat het wel op aangeslibde olie leek.
‘Raymond, zou je zo vriendelijk willen zijn om koffie voor ons te halen?’ Glens neusvleugels trilden een beetje.
‘Natuurlijk.’ Hij legde zijn pen en kladblok op tafel en liep de deur uit, met een schuin hoofd alsof hij laaghangende takken moest ontwijken.
Glen draaide zich weer om naar Harry.
‘Misschien dat we de herkomst van uw kapitaal kunnen bespreken. Het is wettelijk voorgeschreven dat we geen rekening kunnen openen zonder dat we precies weten waar uw geld vandaan komt.’
‘Dat begrijp ik.’ Harry sloeg haar benen over elkaar, waarbij de zijden jurk over haar schenen fladderde. Ze deed haar best om gefortuneerd over te komen. ‘Het grootste gedeelte van mijn kapitaal komt van de internethausse. Het softwarebedrijf waarvoor ik werkte ging begin 2000 naar de beurs, en ik had aandelen. Op dit moment is het meeste daarvan geïnvesteerd in vastgoed en kansspelaandelen. Vandaag leg ik een bescheiden bedrag in, maar te zijner tijd wil ik alles verkopen en mijn geld in het buitenland onderbrengen.’ Ze schonk Glen een droevig glimlachje. ‘Ik heb een overspelige echtgenoot. Als ik straks van hem ga scheiden, wil ik zeker weten dat hij nergens aan kan komen.’
Glen bleef onverstoorbaar. Mocht Harry gemikt hebben op een meelevende blik van vrouwen-onder-elkaar, dan had ze pech.
Glen maakte een aantekening. ‘Als u alles hebt verkocht en uw tegoeden bij ons wilt onderbrengen, hebben wij een verkoopakte van u nodig.’
‘Komt in orde.’ Harry slikte en schraapte haar keel. In werkelijkheid bezat ze niet meer dan een vermorzelde Mini. Ze moest zich inprenten dat Glen dat onmogelijk kon weten.
‘Dus u wenst maximale geheimhouding?’ vroeg Glen.
‘Graag. Dat houdt in dat ik een genummerde account krijg, neem ik aan?’
‘Er zijn nog andere opties, maar zo te zien past deze het best bij uw situatie. Dan wordt uw naam vervangen door een nummer dat op alle gerelateerde documenten terug zal komen. Behalve Raymond en ik weet niemand bij onze bank wie u bent.’
‘En ik kan deze account gebruiken om aandelen te kopen, zonder dat iemand daarvan op de hoogte is?’
‘Jazeker. Alle transacties verlopen onder naam van de bank. U wordt nergens genoemd.’
‘Dat klinkt perfect.’
‘Een genummerde account komt natuurlijk wel met enkele beperkingen om dat niveau van geheimhouding te kunnen handhaven. U krijgt bijvoorbeeld geen chequeboekje en u kunt niet pinnen. Als u geld wilt opnemen, overboeken of betalingen verrichten, dient u zich persoonlijk bij de aan u toegewezen relatiemanager te vervoegen.’
‘En dat bent u dan, in mijn geval.’
Ze knikte. ‘Of Raymond, als ik niet beschikbaar ben. Hij is bevoegd om op te treden als ik verhinderd ben.’
Precies op dat moment stapte Raymond de kamer weer in met een dienblad in zijn handen. Hij plaatste het met veel gerammel op de koffietafel. Harry merkte op dat zijn handpalmen nattig waren: van de zenuwen of doordat hij de hele tijd over die klodder vet op zijn hoofd wreef. Ze ving zijn blik op en schonk hem een bemoedigende glimlach.
Glen boog zich naar voren. ‘Als u zo ver bent, kunnen we nu met het papierwerk beginnen.’
‘Goed idee.’ Harry maakte haar tas open en haalde haar paspoort tevoorschijn, twee recente energierekeningen, haar aanslagbiljet van de inkomstenbelasting en een bankafschrift waarop het saldo van haar spaartegoed stond vermeld. Ze gaf alles aan Glen, tezamen met een bankwissel ter waarde van dertigduizend dollar. Bijna een derde van haar spaargeld. Met een gevoel van spijt bedacht ze dat ze dat geld waarschijnlijk nooit meer terug zou zien.
Glen keek alle papieren door en gaf haar een ontvangstbewijs voor de bankwissel, terwijl Raymond de koffie inschonk. Ze gaf hem de papieren zonder hem aan te kijken en zei dat hij er kopieën van moest maken. Toen hij weer weg was haalde ze een formulier uit haar leren map en gaf die aan Harry, samen met een balpen.
‘Zou u dit alstublieft willen invullen terwijl we wachten? We kunnen onze koffie aan het bureau opdrinken.’
Glen liep naar de laptop en gebaarde dat Harry een stoel kon nemen. Terwijl Glen zat te typen las Harry het formulier door. Op het eerste gezicht leek het gewoon op een routineaanvraag voor een standaard bankrekening. Met de gebruikelijke vakjes voor de persoonlijke gegevens en aan het eind een sectie waarboven stond: dit niet invullen. Dat zou wel voor Glen zijn. Op de achterkant van het formulier stond niets, een tweede vakje was bestemd voor een andere optionele ondertekenaar bij de bank. Ze begon haar naam- en adresgegevens in te vullen, waarbij ze voor haar voornaam ‘Harry (Henrietta)’ invulde, conform haar paspoort.
‘Ik heb mijn vader beloofd om Philippe even gedag te zeggen als ik hier toch was,’ zei ze, net op tijd om niet het hokje alleenstaand af te vinken. Dat was het probleem met liegen: je legde een mijnenveld rondom jezelf aan. ‘Zou ik hem vanavond nog in het casino kunnen treffen, denkt u?’
‘Ik heb geen idee.’ Glen ging rechtop zitten. ‘Eigenlijk is het voor ingezetenen van de Bahama’s verboden om te gokken. Maar onze monsieur Rousseau is half Frans, half Brits, dus hij hoeft zich niet aan de regels te houden.’ Ze sloeg de Enter-toets iets harder aan dan nodig was.
Harry wist niet welke vooroordelen Glen in deze bank had moeten overwinnen, maar het zag ernaar uit dat Philippe Rousseau er het meest bekaaid van afkwam. Ze ging door met het invullen van het formulier en vinkte het hokje aan dat de bank gevrijwaard bleef van het verstrekken van een belastingverklaring. Toen belandde ze bij de sectie met het kopje autorisatie voor telefoon- & faxinstructies met een lege ruimte eronder waar codenaam bij stond. Ze liet de balpen tussen haar duim en wijsvinger ronddraaien.
‘Dat codewoord voor telefoon en fax,’ zei ze. ‘Hoe werkt dat?’
‘Bij een nummeraccount geven wij er de voorkeur aan dat u de meeste transacties persoonlijk met mijzelf of met Raymond regelt. Op die manier komt de geheimhouding nergens in gevaar en kan er geen enkele onzekerheid over uw identiteit bestaan. Maar dat is uiteraard niet altijd mogelijk. U kunt niet altijd naar de Bahama’s komen, dus soms kan het nodig zijn dat u instructies per telefoon of per fax wilt doorgeven. Wij bevelen aan om in een dergelijk geval niet uw eigen naam te gebruiken, om volledige anonimiteit te garanderen. U geeft uw bank autorisatie om uw instructies uit te voeren nadat u uw accountnummer hebt opgegeven, alsmede het persoonlijke codewoord dat op uw registratieformulier staat vermeld.’ Glen schonk haar een stralende glimlach. ‘Dan weten wij zeker dat de instructies van u persoonlijk komen.’
Harry knikte en keek naar het lege vakje op het formulier. Ze voelde haar tenen opkrullen als die pootjes onder de Queen Anne-stoelen. Toen bevochtigde ze haar onderlip en schreef op: Pirata.
Ze ondertekende het formulier en twijfelde even bij de datum. Haar vader had gezegd dat hij zes maanden voor de Sohoran-deal de bankrekening bij Rosenstock had geopend. Dat moest dan ergens in april 2000 zijn geweest. Ze pakte haar pen en schreef de datum van die dag op: 14 april 2009. Ze smokkelde wat bij het laatste cijfer zodat het rondje van de negen disproportioneel groot was. Met een beetje mazzel zou hij kunnen doorgaan voor een nul, iets wat haar later van pas zou kunnen komen.
Ze overhandigde Glen net het compleet ingevulde formulier toen Raymond weer binnenkwam. Hij kwam bij hen staan en legde een stapel papieren op Glens bureau, samen met een lege archiefdoos die de afmeting en dikte had van een telefoonboek. Glen sorteerde de paperassen, gaf de originelen terug aan Harry en borg de rest in de doos op. Daarna pakte ze het formulier en vulde op haar eigen sectie enkele gegevens in. Harry moest haar handtekening op de achterkant van een kopie van haar pasfoto plaatsen en daarna werd het vastgeniet aan het formulier. Glen zette haar handtekening op de voorkant en liet haar paraaf tot over het aanvraagformulier lopen, zodat beide paperassen nu bij elkaar hoorden. Raymond maakte aanstalten om hetzelfde te doen, maar Glen wuifde hem weg.
‘Ruim de koffiekopjes maar op,’ zei ze.
Raymond aarzelde even en deed toen wat hem was opgedragen. Harry gaf hem glimlachend haar kopje en keek toen weer naar Glen. Die maakte alle paperassen met een klemmetje aan elkaar vast en stopte ze in de doos waar een inhoudsopgave op het deksel zat. Harry keek toe hoe Glen hokje voor hokje afvinkte en overal haar paraaf zette. Ze werd zich bewust van Harry’s strakke blik, want ze keek op.
‘Dit is uw persoonlijke identificatiedossier,’ legde ze uit. ‘Dit bewaren we bij ons in de kluis. Alleen Raymond en ik kennen uw identiteit en wij zijn als enigen bevoegd om uw dossier in te zien.’
‘En wat er gebeurt er als jullie allebei weggaan?’
Glen trok een wenkbrauw op. ‘Dat is niet erg voor de hand liggend, maar dan wordt uw account overgedragen aan een nieuwe accountmanager die toegang tot het dossier zal krijgen. Hij of zij kan de authenticiteit van uw gefaxte instructies verifiëren als u te allen tijde uw accountnummer en codewoord gebruikt.’
Raymond viel haar bij. ‘En uw foto is geëndosseerd, dus als u geld bij ons komt opnemen, kan hij u identificeren.’
‘Ik begrijp het.’ Harry deed haar uiterste best om een zwakke plek in dit systeem te ontdekken. ‘En als er iemand inbreekt in uw kluis?’ Glen stak haar kin omhoog. ‘Ik kan u verzekeren dat deze kluizen conform de hoogste veiligheidseisen zijn gebouwd en zwaar worden bewaakt door gewapende veiligheidsagenten. Het lijkt me sterk dat iemand zoiets probeert.’
Harry knikte en wees naar de laptop. ‘En uw computersysteem? Als daar iemand inbreekt?’
Glen gaf Raymond met een blik zwijgend toestemming om ook zijn zegje te doen. Hij boog zich naar voren en keek enthousiast.
‘Onze maatregelen betreffende it-veiligheid zijn state of the art,’ zei hij. ‘We werken samen met de allerbeste veiligheidsconsultanten op dit vakgebied. En neemt u maar van mij aan dat onze netwerkbeheerders zich behoorlijk agressief naar hackers opstellen. We hebben er al een paar gesnapt en aangeklaagd, alleen al omdat ze probeerden door onze beveiliging heen te breken.’
Harry dacht aan de honingpot en twijfelde niet aan zijn woorden.
‘In elk geval, uw identiteitsgegevens komen niet online,’ vervolgde Raymond. ‘U kunt alleen maar via dit dossier geïdentificeerd worden, en, zoals Glen al heeft uitgelegd, dat wordt extreem scherp bewaakt.’
‘En wat zit er nog meer in mijn dossier?’
Glen nam het stokje weer over. ‘Documentatie van alle handelsinstructies die wij van u ontvangen. Faxen, telefoongesprekken, zulk soort zaken.’
Harry knikte en leunde naar achteren. Ze had geen vragen meer.
Glen typte nog enkele dingen in, deed toen de archiefdoos dicht en schreef iets op de rug. Ze noteerde een getal van acht cijfers van het scherm over op het dossier en ook op een klein wit kaartje, dat ze daarna aan Harry overhandigde.
‘Dit is uw accountnummer. Te zijner tijd krijgt u alle officiële informatie toegezonden, maar voorlopig moet u dit goed bewaren. In de regel adviseren wij onze cliënten om het uit hun hoofd te leren, samen met het codewoord natuurlijk. Als dat niet mogelijk is, camoufleer het dan met andere cijfers, gewoon voor de zekerheid.’
Harry dacht aan de manier waarop haar vader zijn rekeningnummer en codewoord had vermomd en ze begreep nu pas waarom hij daar zo ontzettend zijn best op had gedaan.
‘Al uw gegevens worden nu direct in de kluis opgeborgen.’ Glen gaf de archiefdoos aan Raymond, stond op en stak haar hand uit. ‘Het was me een genoegen, mevrouw Martinez. Mocht u nog vragen hebben, dan kunt u altijd bellen. Mijn directe fax- en telefoonnummer staan op het kaartje.’
Harry schudde de uitgestoken hand en liet zich de kamer uit werken. Ze werd onder begeleiding weer door de gezichtsloze gang geloodst en in de knopjesvrije lift gezet. Met gonzend hoofd gleed ze terug naar wat ze hoopte dat de begane grond was. Geheime liften en ongemarkeerde deuren; stalen kluizen en gewapende bewakers; handtekeningen en nog meer handtekeningen; nummers en codewoorden. Waar zat de kier? Waar waren de zwakke plekken? Het leek hopeloos. Het systeem was waterdicht. Bovendien was ze een hacker, geen inbreker – hoeveel die twee dan ook op elkaar mochten lijken.
Ze had nog steeds Glens kaartje in haar handen en stopte het in haar tas, naast haar mobiele telefoon. Opeens herinnerde ze zich het lijstje telefoonnummers aan de muur. Haar nekhaar ging overeind staan terwijl ze naar haar mobiel staarde. De lift stond stil en de deuren gingen uiteen, maar ze bleef onbeweeglijk staan.
Ze had die lijst zomaar gefotografeerd, maar nu zou het wel eens haar enige wapen kunnen zijn. Het systeem en de techniek mochten dan ondoordringbaar zijn, ze was niet zomaar een hacker. Ze was er een met sociale technieken. En die richtten zich niet alleen op technologie. Hun doelwit was de gebruiker.
De zwakste schakel in elk veiligheidssysteem: de mens.

44

Wie zijn sociale technieken wil gebruiken, moet uitblinken in drie dingen: bluffen, overtuigen en glashard liegen. Met haar vader als rolmodel was het bepaald geen verrassing dat Harry voor alle drie een gave had.

Ze zat in haar hotelkamer naar haar telefoon te staren. Als puber was ze altijd graag de uitdaging aangegaan om te proberen onbekenden hun persoonlijke gegevens te ontfutselen. Dat kon van alles zijn: van een pincode tot aan de meisjesnaam van hun grootmoeder, het maakte niet uit. Ze deed niets met de informatie, het ging er alleen maar om die informatie te verkrijgen en zich ondertussen de kunst van het overtuigen eigen te maken.

Maar welke informatie wilde ze nu van haar doelwit lospeuteren? Ze zat in kleermakerszit op bed en tikte met haar pen tegen haar tanden. Toen schreef ze alles op wat ze die dag over Rosenstocks veiligheidsmaatregelen had opgestoken en voegde dat toe aan wat ze al van hun website had gehaald. Ze zette haar laptop aan en maakte een geheel van de foto’s van het telefoonlijstje. Ze kon de gegevens nog net lezen. Als voetnoot schreef ze er nog gele kabel bij en keek toen naar het totaalplaatje. Hier schoot ze nog altijd weinig mee op.

Ze stond op en liep naar het balkon. Al was het in de kamer zelf maar een schamele bedoening, het uitzicht op Cable Beach stelde geenszins teleur. Het zand zag er suikerzacht uit en ze zat er zo dichtbij dat ze kon horen hoe de golven tegen de kust sloegen en met een sissend geluid weer in zee teruggleden.

Ze dacht weer aan haar bespreking met Glen Hamilton. Ze moest toegeven dat de veiligheidsmaatregelen van de bank uitstekend waren en voor zover zij het kon bekijken was de bank alleen maar van binnenuit te penetreren. Maar hoe kwam ze aan een insider die bereid was om een dergelijk risico te lopen? Ze dacht eerst aan Raymond Pickford, maar schoof die gedachte terzijde. Hij was te kneden, maar hij was ook zwak en hij zou wel eens op het laatste moment slappe knieën kunnen krijgen. Ze had iemand met gezag nodig, iemand die standvastig was.

Iemand als Philippe Rousseau.
Hij scheen nogal carrière te hebben gemaakt sinds de tijd dat hij haar vaders accountmanager was. Harry had geen idee wat een vicepresident internationale cliëntenbetrekkingen de hele dag uitvoerde, maar het klonk indrukwekkend. Zo indrukwekkend dat hij er vast niet happig op was dat zijn verleden hem in de weg kwam zitten. Ze herinnerde zich dat haar vader haar had verteld hoe Philippe zijn dealtjes nabootste. Welke gevolgen zou het kunnen hebben voor een vicepresident die ooit van andermans voorkennis had geprofiteerd?
Ze greep de balustrade vast en kneep haar ogen dicht. Sociale technieken mochten dan hun oneerlijke kanten hebben, maar ergens kon ze die nog wel rechtvaardigen. Chantage daarentegen was een heel ander soort van kwaadaardigheid en dat zat haar niet lekker.
Ze liep de kamer weer in en boog zich over haar aantekeningen die over het bed lagen uitgespreid. Ze had bewijsmateriaal nodig van Rousseaus imitatiestreken. Zodra ze die in haar bezit had kon ze alles van hem vragen. Daar was-ie dan, haar uitdaging op het gebied van sociale techniek: documentatie vinden van Philippe Rousseaus zakelijke deals.
Met dit in het achterhoofd liep ze haar aantekeningen nogmaals door. Ze pakte haar pen en werkte een paar ideeën provisorisch uit. Na tien minuten pleegde ze haar eerste telefoontje. Er werd direct opgenomen.
‘Goedemiddag, met Webster van de afdeling Klantenservice van Rosenstock Bank & Trust. Wat kan ik voor u betekenen?’
Het was een erg uitvoerige begroeting, maar deze Webster scheen er de tijd voor te nemen en te oordelen naar het lome ritme van zijn stem had hij er nog plezier in ook.
‘Dag Webster, met Catalina Diego.’ Harry praatte met een Amerikaans accent omdat ze vermoedde dat het minder de aandacht zou trekken. Ze wist uit ervaring dat een mix van Iers en midwest-Amerikaans een beetje Canadees klonk.
‘Ik werk voor uw Dell-leverancier hier in Nassau,’ zei ze. ‘We zijn bezig met een onderzoek om onze service te verbeteren. Hebt u misschien even?’
‘Jazeker, vraagt u maar.’
‘Fijn, dank u.’ Harry glimlachte. Met sociale techniek was je erg afhankelijk van de medewerking van anderen en daarom was zo’n afdeling Klantenservice altijd een dankbare doelgroep. Ze waren er per slot van rekening in getraind om je van dienst te zijn.
‘Om te beginnen, Webster, hoeveel mensen zitten er op jouw afdeling?’
Het duurde even voor hij antwoord gaf: waarschijnlijk moest hij even de koppen in de ruimte tellen. ‘Zo te zien vijfentwintig, op dit moment zesentwintig.’
‘En van hoe laat tot hoe laat werken jullie?’
‘Van zeven uur ’s morgens tot negen uur ’s avonds. Zeven dagen per week.’
‘Hebben jullie ooit een beroep moeten doen op een van onze buitendienstmedewerkers?’
‘Niet dat ik weet.’
Harry nam een aantal vrijblijvende vragen met hem door totdat ze het terrein veilig genoeg achtte om op gevoeliger kwesties over te schakelen.
‘Hebben jullie ooit problemen ondervonden met de helpdesksoftware op onze apparatuur?’
‘Nee, dat gaat prima. Soms is die wat langzaam, maar verder niet.’
‘O, is dat zo? Dat zou iets met het geheugen te maken kunnen hebben. Wat voor helpdesksoftware hebben jullie nu geïnstalleerd?’
‘Het heet Costumer Focus. We gebruiken het al een tijdje.’
‘Die ken ik.’ Ze had er nog nooit van gehoord. ‘Die is van Banking Solutions, toch?’
‘Nee, van een bedrijf dat Clear Systems heet. Hun blauwrode logo vind je overal terug.’
‘O ja, die.’ Ze had geen flauw idee. ‘Ik heb gehoord dat hun rapportage niet denderend is. Ik zou een hoogwaardiger pakket kunnen aanbevelen, mochten jullie dat op prijs stellen.’
‘Die rapportage ziet er prima uit. Ik maak een paar dtr’s op aan het eind van een werkdag en daar is nog nooit iets misgegaan.’
‘dtr’s ?’
‘Dagelijks Transactie Rapport.’
‘Ik begrijp het. En hoe zit het met rapportage op gearchiveerd materiaal? Die kunnen nogal een belasting zijn voor het systeem, weet ik uit ervaring. Als hij traag is kunnen we misschien je apparatuur upgraden.’ ‘Dat zult u met de supervisor moeten opnemen. Zij doet alle ar’s.’
Even verscheen er een bedenkelijke rimpel tussen haar ogen. ar? Dat was vast Archief Rapport. ‘Goed idee, dat zal ik doen. Mag ik haar naam en telefoonnummer, alsjeblieft?’
‘Ja hoor. Dat is Matilda Tomlins, toestel 311. Maar de partij die over de hardware upgrades gaat is het noc.’ Voordat Harry om toelichting kon vragen, zei hij al: ‘Netwerk Operation Centre, en die zitten beneden. Zij doen al dat technische spul. Soms denk je wel eens dat ze de hele bank runnen, zoals ze zich gedragen. Je weet hoe die it’ers zijn.’
‘Geloof me, ik weet er alles van. Oké, Webster, nog een paar vragen en dan kun je weer aan het werk.’
‘Ik heb geen haast, dus neem de tijd. Zeg, uit welke gedeelte van Canada kom je eigenlijk?’
Harry glimlachte in de hoorn. ‘Van overal. Maar vooral Toronto. Nog even over je toetsenbord en monitor, heb je daar ooit problemen mee gehad?’
Ze rondde het gesprek af met nog enkele routinevragen, bedankte hem voor zijn hulp en hing op. Haar bevindingen kwamen op het schrijfblok terecht. Webster zelf had niet het idee dat hij geheime informatie had doorgegeven, maar voor Harry was de terminologie belangrijk, zodat ze bij haar volgende stap geloofwaardiger kon overkomen.
Ze richtte haar aandacht op het telefoonlijstje van Rosenstock. Naast elke naam stond een functieomschrijving en het toestelnummer. Harry liep de lijst af en merkte op dat het alleen het senior management werd vermeld. Ze schreef de namen op van de mensen bij noc, drie in totaal: Jack Belmont, chef Network Operations; Victor Williams, noc Security en Elliott Mitchell, noc Support. Harry pakte de telefoon en belde ze achter elkaar. Bij de eerste twee werd er opgenomen en hing ze meteen op. Bij de derde kreeg ze de voicemail: ‘Dit is de voicemail van Elliott Mitchell. Ik ben afwezig van maandag 13 april tot woensdag 15 april. Laat een boodschap achter, dan neem ik contact met u op zodra ik weer terug ben. Voor dringende gevallen kunt u bellen met Jack Belmont, telefoonnummer 5138591.’
Harry tekende een grote ster naast Elliott Mitchells naam. Toen belde ze Matilda Tomlins, de supervisor van Customer Services. Dit keer belde ze vanaf de prepaid telefoon die ze in Bay Street had gekocht.
‘Goedemiddag, met Matilda.’
‘Hallo Matilda, met Catalina van noc Support. Ik ben bezig met die ar-kwestie van afgelopen week.’
Het bleef even stil. ‘Welke ar-kwestie?’
‘Heeft Elliott Mitchell je niet ingelicht voordat hij wegging?’
‘Nee, ik heb niets gehoord van jullie bij noc, maar dat verbaast me dan ook niet. Waar gaat dit over?’
Harry zuchtte alsof ze hier niet echt tijd voor had. ‘Nou, het schijnt dat jullie een bug in het Customer Focus-rapport hebben. We proberen het met Clear Systems op te lossen, maar in feite verwijzen de ar’s nu naar de online database in plaats van naar de archieven en daardoor is een groot deel van de online databasewijzers verstoord.’
Het bleef weer even stil: waarschijnlijk probeerde Matilda wijs te worden uit deze abracadabra.
‘En dat betekent?’ vroeg ze uiteindelijk.
‘Dat betekent dat sommige cliëntgegevens van jullie uit het archief worden gehaald in plaats van uit de online database. En daarmee wordt jullie netwerk overbelast. Te veel medewerkers op jullie afdeling zitten op verkeerde data en dat betekent dat jullie een paar uur stil kunnen komen te liggen. Je kunt vandaag in elk geval geen dtr’s meer runnen, zoveel is zeker.’
‘Waar heb je het over? Ik moet een hele kluit dtr’s binnen een uur klaar hebben, om maar niet te spreken van de berg werk die ik daarnaast nog heb liggen. Het is onacceptabel dat ik offline ga.’
‘Ik zeg ook niet dat dit beslist gaat gebeuren,’ zei Harry. ‘Alleen is afgelopen weekend een paar mensen hetzelfde overkomen, en ik wilde je alleen maar laten weten dat de kans erin zit.’
‘Dit is gekkenwerk. Waarom heeft Elliott hier verdomme niks over gezegd?’
‘Dat weet ik niet. Hij is pas woensdag weer terug.’ Harry zweeg even. ‘Luister eens, ik kan het volgende doen. Ik geef je mijn mobiele nummer en als je problemen krijgt, kun je me altijd bereiken. Ik doe mijn uiterste best om je online te houden.’
‘Nou, goed dan. Dat is aardig van je. Als ik dat via de gebruikelijke noc-kanalen had moeten regelen, zat ik hier volgende week nog.’
Harry gaf haar het nummer van haar prepaid. ‘Geef dan maar meteen je poortnummer van het netwerk aan me door, dan weet ik precies wie ik meteen moet aansluiten. Heb je dat nummer?’
‘Mijn poortnummer? Hoe moet ik dat nou weten?’
‘Het zit waarschijnlijk aan de kabel waarmee je op het netwerk bent aangesloten. Dat is de gele kabel die uit je computer komt. Er zit meestal ergens een blauw label aan.’
‘Ik weet wat die kabel is, ik ben niet helemaal achterlijk. Wacht even.’
Het was weer even stil en Harry zag in gedachten Matilda op haar hurken onder het bureau zitten.
‘Ja, hier heb ik ’m.’ Matilda’s stem klonk geknepen, alsof ze ondersteboven hing. ‘Poort 7-45.’
‘Prima, dank je. Goed, bel me maar als je me nodig hebt.’
Harry hing op en sprong van het bed af. Ze voelde zich ongedurig worden en begon door de kamer te ijsberen om haar volgende stap te bekokstoven. Als ze te snel zou bellen na haar gesprekje met Matilda zou de supervisor argwaan kunnen krijgen. Aan de andere kant had ze niet veel tijd meer.
Hoe laat was het? Halfvijf, dat betekende halftien ’s avonds in Dublin. Harry haalde diep adem. Ze had nog minder dan vierentwintig uur.
Ze keek weer op het telefoonlijstje voor het nummer van Elliott Mitchell. Als ze het laatste cijfer veranderde, kreeg ze vast iemand van noc Support aan de lijn. De eerste twee keer werd er niet opgenomen, bij de derde werd er opgenomen door iemand die erg geïrriteerd klonk en zich voorstelde als Eric.
‘Hallo Eric,’ zei ze. ‘Met Catalina van Datalink Communications. Ik zit hier boven om een kabelprobleem op te lossen voor Matilda van Customer Services, en ik vroeg me af of je ons kon helpen.’
‘Ik heb niets gehoord over een probleem met de kabels. En ik ga daarover.’
Harry vloekte geluidloos, maar slaagde erin om kalm te zeggen: ‘Dat kan wel zijn, maar het enige wat ik weet is dat Elliott Mitchell opdracht heeft gegeven om tijdens zijn afwezigheid dit probleem door ons op te laten lossen, en ik zit in tijdnood.’
‘Ik moet eerst de betreffende papieren nakijken. Hoe heette je ook al weer?’
‘Catalina. Zeg, ik moet over tien minuten de deur uit voor een ander spoedgeval. Je kunt je tijd verdoen met het doorkijken van papieren, als je wilt. Dan leg ik Elliott wel uit dat ik mijn werk niet kon uitvoeren omdat Support niet mee wilde werken.’
‘Wie zei dat ik niet wilde meewerken? Ik zei alleen maar dat het via mij had moeten gaan.’
‘Nou, het gaat nu toch via jou? Wat ik nodig heb is dat Matilda’s poort een minuut wordt ontkoppeld zodat ik die kabelaansluiting kan controleren. Zou dat gaan? Meer heb ik niet nodig. Het is poort 7-45.’
Eric zweeg een poosje en Harry had kunnen zweren dat ze hem hoorde knarsetanden.
‘Je zult een paar minuten geduld moeten hebben,’ zei hij. ‘Ik kan niet zomaar alles in de steek laten, hoor.’
‘Een paar minuten is prima. Ik bel je terug als hij weer kan worden aangesloten.’
Pas toen ze de verbinding had verbroken, merkte ze hoe ze zat te hijgen. Die noc-schakel in de keten van haar bedrog had ze beschouwd als een riskante move, en ze vroeg zich af of ze de zaken soms op de spits had gedreven. Stel dat Eric zou besluiten om eerst Matilda te bellen, of de chef noc te raadplegen? Dan waren ze er in mum van tijd achter dat Catalina noch DataLink Communications bestond.
Maar als ze terugdacht aan haar gesprek met Eric zag ze niet hoe ze dit anders had moeten aanpakken. De essentie van sociale technieken was om mensen ervan te overtuigen dat ze je konden vertrouwen, en de methode om hen te overtuigen hing van de persoonlijkheid van het doelwit af. Sommigen reageerden prima op de ouderwetse vriendelijkheid, anderen waren vooral gemotiveerd om het de baas naar de zin te maken. Erics stroeve houding vergde uitzonderlijke maatregelen.
Ze liep het balkon weer op, keek naar het strand en probeerde haar zenuwen tot bedaren te krijgen. Een boot met bananen dobberde parallel aan de kust op de golven. Volgens haar gids was Cable Beach vernoemd naar de trans-Atlantische telefoonkabels die in 1907 onder het zand waren aangelegd, zodat de geïsoleerde Bahama’s voortaan op de rest van de wereld waren aangesloten. Harry huiverde. Wat vreemd dat ze zich door die wetenschap nog geïsoleerder dan ooit voelde.
Ze moest aan Dillon denken. Hij zat waarschijnlijk nog steeds in Kopenhagen. Ze had hem nu al twee dagen niet meer gezien en het was alsof die ene nacht nooit had plaatsgevonden. Ze liep weer naar binnen en gebruikte de hoteltelefoon om hem te bellen. Zoals verwacht werd ze direct doorgeschakeld naar zijn voicemail. Ze liet een boodschap achter waar ze was en wanneer ze weer thuis dacht te zijn. Ze had nog maar net opgehangen toen haar Bahama’s-mobiel ging. Het was Matilda Tomas en ze klonk buiten adem.
‘Catalina? Goddank. Ik had verwacht je voicemail te krijgen.’
‘Hallo Matilda, alles goed?’
‘Ik zweet peentjes. Ik ben nu dus offline, zoals je al had voorspeld, maar ik zit midden in een dtr. Mijn complete systeem zit muurvast alsof de rigor mortis is ingetreden. Je moet dit voor me oplossen, ik kan er niets meer mee.’
‘Verdorie, ik was al bang dat er zoiets zou gebeuren. Luister, ik ben met een uurtje wel klaar en dan zal ik het meteen verhelpen.’
‘Een uur? Dat gaat echt niet. Ik moet met hooguit twintig minuten weer aan de slag kunnen.’
‘Twintig minuten? Jeetje, Matilda, dat gaat lastig worden. Maar ik zal mijn best doen. Ik bel je terug.’
Harry hing op en deed een dansje. Omgekeerde sociale technieken was een van haar favorieten: dan werd het doelwit bewerkt totdat het zijn belager om hulp vroeg. Ze voelde ondanks alles een vleug sympathie voor Matilda, maar ze kon nu even niets voor haar doen. Ze moest haar list tot op de bodem uitspelen.
Harry wachtte tien minuten. Toen belde ze Eric en vroeg hem om Matilda’s poort weer aan te sluiten. Na nog eens vijf minuten belde ze Matilda terug.
‘Hallo Matilda, volgens mij moet je weer online kunnen.’
‘Wacht even, ik ga proberen in te loggen.’ Er viel een korte stilte. ‘Godzijdank, ik ben weer online. Hé, ontzettend bedankt voor je hulp.’
‘Graag gedaan. Maar ik vrees dat je elk moment weer offline kunt raken.’
‘Wat?’
‘Het dtr-probleem is nog altijd niet opgelost en ik ben bang dat ik je niet nog een keer kan helpen, omdat ik al van mijn werkplek ben.’
‘Je bedoelt toch niet dat ik dit dan via Eric moet doen?’
‘Ik ben bang van wel.’ Harry zweeg even. ‘Nou, misschien kunnen we het volgende proberen. Ik heb zo’n vermoeden wat de oorzaak van die bug is. Als ik wat archiefdata zou kunnen analyseren, zou ik het voor je kunnen oplossen. Maar dat heb ik wel een paar archiefrapporten van je nodig.’ ‘Nu meteen?’
‘Het zou ons heel wat kopzorgen besparen.’
Matilda zei zuchtend: ‘Vooruit dan maar. Wat moet ik doen?’
Harry draaide eerst een kleine pirouette voor de spiegel en sprak toen weer op zakelijke toon. ‘We hebben eerst een lijst nodig met activiteiten van de besmette archiefaccounts, en dan vergelijken we die met sommige transacties.’
‘Welk accountnummer moet ik proberen?’
‘Wacht even, ik heb hier ergens een memo met alle besmette accounts.’ Harry keek haar aantekeningen door, op zoek naar het nummer van haar vaders bankrekening. ‘Oké, probeer deze eens: 72559353.’
‘Genoteerd. En hoever moeten we terug?’
‘We hebben het probleem tot april 2000 kunnen herleiden, dus laten we zeggen, van april tot en met oktober van dat jaar. Gaat dat lukken, denk je?’
‘Momentje.’
Harry hoorde Matilda’s klikkende toetsenbord toen ze haar zoekopdracht invoerde. Ze moest zich inhouden om haar niet te zeggen om op te schieten.
‘Goed, die is eruit,’ zei Matilda. ‘Dat ging vrij snel, omdat er maar acht verschillende aandelentransacties op die rekening stonden. En nu?’
‘Sla die eerst op. Nu gaan we enkele vergelijkingen proberen om de smetwijzer zo gericht mogelijk in te kunnen stellen.’ Harry was weer overgegaan op abracadabra, maar durfde erom te wedden dat het Matilda niets kon schelen. Het enige wat de supervisor wilde, was dat haar systeem het bleef doen. ‘Kun je tot elk van die acht aandelentransacties toegang krijgen? We hebben een lijst nodig van alle andere accounts die deze aandelen in dezelfde periode hebben verhandeld. Zou dat gaan?’
‘Dat wel, het duurt alleen een eeuwigheid. Je hebt het hier wel over acht verschillende rapporten.’
‘Oké, dan moeten we keuzes maken. Selecteer de vier grootste deals en laten we ons daarop concentreren.’
Matilda zuchtte. ‘Laat het de moeite waard zijn.’
Harry ijsbeerde door de kamer als een opwindsoldaatje, terwijl Matilda de rapporten doorkeek. Na tien minuten liet ze Harry weten dat het erop zat.
‘Geweldig,’ zei Harry. ‘Zou je me ze kunnen mailen? Ik ben al bijna thuis. Met een beetje mazzel heb ik het binnen enkele minuten opgelost en dan kan ik Eric telefonisch door de databaseschoonmaak loodsen. Hier is mijn Yahoo-account.’ Ze gaf haar het mailadres met Catalina’s naam. ‘En in de tussentijd bel ik Eric alvast om hem te vragen jou een vipbehandeling te geven. Voor het geval dat.’
‘Dat moet ik nog meemaken.’
Harry verbrak de verbinding en sloot haar laptop aan op het netwerk van het hotel. Vijf minuten later had ze Matilda’s rapporten binnen en zat ze de gegevens na te pluizen.
In het rapport stond een overzicht van elk aandeel dat haar vader had gekocht of verkocht tussen april en oktober 2000, samen met de datum en hoeveel geld ermee gemoeid was. Harry sperde haar ogen wijd open toen ze zag hoe hoog sommige bedragen waren. Andere rapporten gingen over vier specifieke aandelen: EdenTech, CalTel, Boston Labs en – wat een verrassing – Sohoran Software. Er werd een opsomming gegeven van elke investeringsaccount die in deze aandelen had gehandeld, met de datum en het bijbehorende bedrag. Er moesten in totaal meer dan tweehonderd accounts op de lijst staan.
Harry ploeterde zich door alle data en gebruikte spreadsheets om de informatie te sorteren en te filteren. Na enige tijd ontdekte ze een aantal patronen.
Allereerst die van haar vaders handelingen: laag inkopen en hoog verkopen, kortetermijninvestering. Harry vermoedde dat deze aandelen met voorkennis waren gekocht, afhankelijk van de betrouwbaarheid van de bron en weer doorverkocht zodra de geruchtenmachine de beurskoers opschroefde. Verder zag ze een patroon bij de meeste accounts: het opkopen van aandelen als de koers steeg, net op het moment dat haar vader de zijne probeerde te lozen. Waarschijnlijk waren dit legitieme investeerders die via publiekelijk bekende informatie van M&A handelden.
Er zat nog een ander patroon overal heel subtiel tussendoor geweven, een dat ze over het hoofd had gezien als ze er niet naar had gezocht. Het betrof één investeringsaccount en zijn doel was eenvoudig: bij haar vader achter op de tandem aandelen kopen en verkopen. Het gebeurde op kleinere schaal, maar de timing was tot op enkele minuten identiek. Die duplicatie van aandelenhandel had bij alle vier plaatsgevonden, zowel bij de koop- als verkooptransacties.
Het was het patroon van een profiteur, en Harry wilde een wedje leggen dat het om Philippe Rousseau ging.

45

Harry stond voor een helverlicht luxueus complex en keek omhoog. Het gebouw was flamingoroze, en had overdekte galerijen en bruggen en torens als uit een sprookje die wel tot twintig etages hoog reikten. Het Atlantis Resort van Paradise Island.

Ze klemde haar handtas stevig tegen zich aan. Ze kon de enveloppen die erin zaten horen ritselen en haar hart begon te bonken. Ze werd omringd door klaterend water. Op de weg naar het hotel waren aan weerszijden kunstmatige watervallen aangelegd en fonteinen met gevleugelde paarden. Terwijl ze erlangs liep voelde ze de fijne mist van waterdruppels op haar huid. Ondanks al het water overal was haar mond droog.

Ze liep het hotel in en bleef even staan, overweldigd door de grandioze poging om de legende van Atlantis te doen herleven. In plaats van een reguliere hotellobby zag Harry een reusachtige koepelzaal. De massieve pilaren met gebeeldhouwde zeepaardjes torenden wel zo’n achttien tot twintig meter boven haar uit. En de koepel boven haar bestond volledig uit gouden schelpen.

Op het bordje stond dat ze zich in de Great Hall of Waters bevond. Ze wandelde rond, bekeek de omtrek van de ruimte en probeerde elk detail te onthouden. Ze kwam langs een café waar zeeaquariums de hele muur besloegen. Ze zag de blauwzwarte gedaante van een enorme rog die door het water gleed. Volgens haar gids maakte dit deel uit van The Dig, een ondergronds labyrint van gangen met overal kijkvensters op het oceaanleven daarbuiten. Harry huiverde. Normale labyrinten waren al eng genoeg, maar bij de gedachte aan een labyrint waarin het wemelde van de haaien kreeg ze zowat een beroerte.

Ze vervolgde haar rondwandeling door de koepel totdat ze vond wat ze zocht: de entree naar het Atlantis Casino.
Zodra ze de rumoerige ruimte binnenliep voelde ze zich onmiddellijk thuis. Overal klonk het geluid van klikkende fiches, als een enorm leger van drukke sprinkhanen. Voor zover ze kon kijken zag ze fruitmachines en goktafels voor blackjack, poker, roulette en dobbelspelen. Achter de tafels stonden de croupiers met hun stropdassen en bij tijd en wijle hoorde Harry het geluid van hun zilveren belletje als winnende spelers hen beloonden met een fooi.
Ze moest bijna glimlachen. Dankzij haar vader was deze wereld haar bekend. Het mocht hier qua grootte dan niet overeenkomen met de casino’s in Soho, maar het protocol en de gokkers waren identiek.
Ze voelde aan haar tas met de dikke enveloppen. Toen baande ze zich een weg naar de blackjacktafels in het midden van de ruimte. Ze passeerde de tafels waar laag werd ingezet. Daar kwam ze niet voor en bovendien was het er veel te druk. Ze koos de tafel met een minimum inzet van tweehonderd dollar. Er zat maar één andere speler aan, een oudere man met tussen de lippen een sigaret die niet was aangestoken. Ze klom op een kruk en haalde tweeduizend dollar uit de dikste envelop in haar tas. Ze legde de bankbiljetten op tafel en wachtte totdat de croupier ze had ingewisseld voor fiches. Haar vader had haar geleerd dat ze haar geld nooit zomaar aan een croupier mocht overhandigen. Om veiligheidsredenen mochten die niets van de cliënten accepteren. Toen de croupier haar inzet oppakte zag ze zijn amberkleurige ogen en herkende die van het achteruitkijkspiegeltje in de taxi. Het was Ethan, haar chauffeur.
Ze glimlachte. ‘Dus je hebt twee banen?’
Hij wierp haar eerst een vragende blik toe, maar toen begreep hij het. ‘Aha, de dame die puur voor zaken kwam.’ Hij beantwoordde haar glimlach. ‘Ik heb er eigenlijk drie. ’s Ochtends geef ik rondleidingen in The Dig.’ Hij schoof een stapel fiches naar haar toe en liet de bankbiljetten door een gleuf in de tafel glijden. ‘Ben je al beneden geweest?’
‘Nee. Ik heb het niet zo op haaien.’
Hij trok zijn wenkbrauwen op. ‘Dan zit je wel op de verkeerde plek.’
Harry lachte en pakte een paarse fiche van de stapel. Ze legde hem op het vakje voor haar: vijfhonderd dollar. Ethan deelde de kaarten vanuit een houten shoe op de tafel. Harry kreeg een zes en een vier, de man naast haar twee achten.
‘En vanwaar al die banen?’ vroeg ze. Ze kwam erachter dat ze nogal babbelziek werd door een bekend gezicht.
Ethan draaide een van zijn eigen kaarten om en liet de andere ondersteboven liggen. Hij had een negen. ‘Wat ik al had gezegd: deze slome boel hier is meer iets voor vogels. Zodra ik voldoende geld bij elkaar heb gesprokkeld, ben ik weg.’
Hij keek haar aan, in afwachting van wat ze zou gaan spelen. Harry tikte met haar middelvinger op het groene tafellaken en hij draaide een kaart om. Het was een tien, zodat ze nu in totaal op twintig stond. Ze maakte een gebaar dat ze het hierbij hield.
‘En waar ga je dan naartoe, naar New York?’ vroeg ze.
‘Misschien. Of naar Las Vegas.’ Ethan verzamelde de kaarten van de oudere man alsook zijn fiches die hij had verloren. ‘Daar zijn genoeg casino’s.’
Ethan draaide zijn hole card om. Nu had hij een vijf bij zijn negen. Hij deelde voor zichzelf een acht en verloor. Hij betaalde Harry uit met nog een paarse fiche erbij en pakte de kaarten weer op.
Voor de volgende ronde legde Harry al haar fiches op het vakje: een totaal van vijfentwintighonderd.
‘Misschien kun je me helpen, Ethan.’ Ze vouwde haar handen. ‘Ik ben op zoek naar ene Philippe Rousseau. Ik heb gehoord dat hij hier regelmatig komt.’
Ethan keek eerst naar haar en toen naar de stapel fiches voor haar op tafel. ‘Ik ken hem wel. Hij speelt altijd poker in een van onze privékamers.’ Hij liet de kaarten over het groene laken glijden. ‘Maar daar wil je niet tussen zitten; die jongens spelen om het grote geld.’
Hij gaf haar een dame en een schoppen aas. Blackjack.
Harry glimlachte. ‘Misschien ben ik ook wel van het grote geld.’
Ethan kon niet tegen haar Blackjack op. Hij telde zevenendertighonderdvijftig dollar uit in fiches en schoof die in twee stapels naar haar toe. Er viel niets van zijn gezicht af te lezen.
‘Is Rousseau hier vanavond?’
‘Monsieur Rousseau is hier altijd.’
‘Kun je me naar hem toe brengen?’
Hij gaf geen antwoord, maar in plaats daarvan deelde hij nog twee kaarten voor de man met de sigaret. Die verloor bij de tweede kaart en hij liet zich van zijn stoel glijden, gaf Ethan een groene fiche en liep van de tafel weg. Ethan sloeg twee keer met zijn hand op de zilveren bel, maar zijn ogen lieten Harry niet los.
‘Monsieur Rousseau speelt alleen met mensen die speciaal zijn uitgenodigd,’ zei hij nadat de man was vertrokken. ‘Hij laat niet zomaar iedereen binnen.’
‘Wel als je hem vertelt dat Sal Martinez er is.’
Hij bestudeerde een poosje haar gezicht terwijl hij de fiches in zijn hand liet kletteren. Toen maakte hij een gebaar naar iemand achter haar. Harry draaide zich om; zou hij naar een uitsmijter hebben gewenkt om haar op straat te laten gooien? Maar er kwam een jonge zwarte vrouw in een croupiervestje op hen af die zijn plaats achter de blackjacktafel innam.
‘Kom maar mee,’ zei Ethan.
Ze stopte haar fiches in haar tas en liep door de menigte achter hem aan. Hij bracht haar naar een nis met een deur waar privétoegang op stond, en maakte die open met een sleutel die aan een ketting om zijn middel hing. Achter de deur was een lift met gepolijste chromen deuren. Hij gebruikte dezelfde sleutel om die open te krijgen. Harry liep met hem mee naar binnen. Hij drukte op het knopje waar P3 naast stond. Ze verwachtte dat de lift naar boven zou gaan, maar in plaats daarvan gingen ze naar beneden. Toen de deuren weer opengingen stapte ze een kleine vestibule in met overal gouden tapijten en spiegels.
‘Wacht even,’ zei Ethan zonder haar aan te kijken.
Hij verdween door een deur waar niets op stond. Harry deed wat haar was gezegd en wachtte; ze voelde zich als een klein meisje dat zich in het klaslokaal had misdragen. Ze moest zich inprenten dat ze Ethans goedkeuring niet nodig had. Het feit alleen al dat ze daar rekening mee hield bewees hoe eenzaam ze zich voelde. Ze plofte op een stoel met gouden kussens naast de deur en sloeg haar benen over elkaar. Toen inspecteerde ze nogmaals de inhoud van haar tas, al wist ze zeker dat alles er nog gewoon in zat. Ze had het minstens tien keer nagekeken voordat ze haar hotel was uitgegaan. De deur klikte open. Ze sprong overeind en rechtte haar rug. Ethan gebaarde dat ze naar binnen kon.
‘Je mag naar binnen,’ zei hij en zijn amberkleurige ogen ontmoetten eindelijk de hare. ‘Kijk wel uit voor de haaien.’

46

Harry dacht dat Ethan met die haaien refereerde aan de spelers aan tafel. Nu was ze daar niet meer zo zeker van.
De kamer had de afmetingen van een concertzaal, met kroonluchters

die een champagnekleurige gloed over dertig of veertig pokertafels verspreidden. Een L-vormig aquarium liep over twee reusachtige wanden, van het plafond tot aan de vloer.

De waterreservoirs lieten een vreemd blauw licht in de kamer schijnen. Een eenzame haai van ruim twee meter lang kwam op zijn gemak op haar af zwemmen, alsof hij alle tijd van de wereld had om haar te taxeren. Toen hij bij de wand van het aquarium was stootte de haai met zijn puntige snuit tegen het glas. Hij leek naar haar te staren met zijn kleine, dode ogen.

‘Hij kijkt niet echt naar je, weet je. Haaien zien niet al te best.’

Harry draaide zich met een ruk om. Een lange man van in de vijftig was naast haar komen staan. Hij droeg een smoking die zijn grijze haar en de glans van zijn donkere huid benadrukte. Hij stak zijn hand uit. ‘Philippe Rousseau.’ Zijn nagels waren wit en glanzend, alsof ze waren opgewreven. ‘Jij bent vast Sals dochter. Jullie lijken sprekend op elkaar.’

Harry schudde zijn hand. ‘Ja, dat heb ik vaker gehoord. Ik heet Harry. Sorry, ik zei dat mijn naam Sal was…’
‘…om binnen te komen. Ik weet het. Intrigerend.’ Zijn stem was een welluidende bariton en zijn Caribische manier van spreken kwam enigszins gecultiveerd over. ‘En, hoe gaat het met je vader?’
Zijn blik scheen door haar heen te boren en ze moest haar best doen om haar gezicht niet af te wenden. Hij wist vast dat haar vader in de gevangenis was beland, maar zijn ogen zeiden dat ze dat beter voor zich kon houden. Ze besloot om het spelletje voor het moment mee te spelen.
‘Niet al te best. Hij ligt in het ziekenhuis; hij heeft een ongeluk gehad.’
Rousseaus wenkbrauwen schoten omhoog. ‘Wat vreselijk. Wat kan het verkeer toch gevaarlijk zijn.’
Ze vroeg zich af in hoeverre hij al op de hoogte was.
‘Wat kan ik voor je betekenen, Harry?’
Ze aarzelde; nu hij haar naam had uitgesproken voelde ze zich opeens kwetsbaar. De rol van Catalina Diego spelen leek zoveel gemakkelijker. Ze wierp een blik op de pokertafels en liet het klikkende geluid van de fiches en het beheerste gemurmel van de gesprekken op zich inwerken. Ze was zich opeens weer bewust van de dikke enveloppen in haar tas en wat haar volgende stap zou moeten worden. Ze haalde diep adem en draaide zich glimlachend naar hem toe.
‘Ik zou graag willen spelen.’
‘Aha, het gokinstinct van de Martinez-stamboom. Ik moet er wel bij zeggen dat de minimale inleg vijftigduizend dollar is.’
‘Dat zal geen probleem zijn.’
Hij keek haar even aan en gaf toen een knikje. ‘Laten we eens zien of je net zo goed bent als je vader.’
Hij ging haar voor tussen de pokertafels door en schudde links en rechts handen van de spelers. Hij noemde ze allemaal bij hun voornaam en Harry merkte op dat hij zijn rol als gastheer fantastisch speelde.
Vergeleken met de soepele kledingvoorschriften van het grote casino boven ging het er hier veel officiëler aan toe. Smokings, strak naar achteren gekamd haar en zonnebrillen aan koordjes. Harry was blij dat ze haar crèmekleurige zijden jurk had aangetrokken.
Rousseau liep op de tafel af die het beste uitzicht op het aquarium bood. Toen ze er vlakbij waren draaide hij zich om en zei heel zacht: ‘Je begrijpt wel dat ik je niet voorstel. Dit zijn erg gefortuneerde zakenrelaties en als ze op de Bahama’s zijn stellen ze prijs op hun anonimiteit. Aan deze tafel worden geen levensverhalen uitgewisseld.’
Hij bleef haar aankijken tot Harry knikte dat ze hem had begrepen. Ze mocht met geen woord over haar vader reppen, laat staan over wat er van hem was geworden. Voor het moment had hij haar medewerking.
Rousseau was met twee lange stappen bij de tafel en bood haar de stoel tegenover de croupier aan, waar ze met haar gezicht naar het aquarium zou zitten. Harry ging zitten. Een school lichtblauwe vissen schoot in harmonie door het water, als een bataljon soldaten op defilé: rechtsaf, gezicht opzij, voorwaarts mars. De haai was nergens meer te zien.
Harry haalde de rest van haar contant geld tevoorschijn en legde het op de tafel. De jongeman naast haar glimlachte terwijl hij dat mannending met zijn ogen deed waarbij ze je van boven tot onder opnemen.
‘Mijn favoriete pokerspeler,’ zei hij. ‘Een mooie vrouw.’
Hij was in de twintig en zijn accent was op en top Londen-Zuid. Met zijn warrige haar en stoppelkin leek het wel alsof hij bij een jongensband zat. Harry glimlachte terug en keek toen de tafel rond. Er zaten nog twee andere spelers aan, beiden waren vrouwen en beiden negeerden Harry.
De croupier schoof haar in ruil voor de bankbiljetten twee stapels fiches toe, een grijze en een paarse. In tegenstelling tot de ronde fiches van de zaal boven waren deze ovaal van vorm, exclusief voor de tafels waar hoog werd ingezet. Harry sloot haar vingers om de grijze fiches en liet ze door haar vingers glijden. Ze waren zwaarder dan reguliere fiches en ze voelden lekkerder aan. Op de parelmoeren rand stond in fraaie letters atlantis gegraveerd, en hun waarde: duizend dollar. De paarse fiches waren elk vijfduizend dollar waard.
De croupier stroopte zijn mouwen op en spreidde een stok kaarten uit over het groene laken. Toen klapte hij de kaarten naar de andere kant, schudde ze en begon te delen. Er werd no-limit Texas Hold ’Em gespeeld.
Rousseau zat links van de croupier, naast de oudere van de twee dames. Ze was in de vijftig, had een te brede mond en een enorme rij tanden. Ze fluisterde iets in zijn oor. Hij antwoordde in vloeiend Frans met een licht flirtende ondertoon. Harry keek een andere kant op. Haar vader had zijn Spaanse charme voor hetzelfde effect ingezet.
Ze boog een hoekje om van haar twee hole cards. Een zes en een negen, verschillende kleur. De vrouw naast haar zette tienduizend in om mee te beginnen. Harry wierp haar een zijdelingse blik toe. Ze was graatmager en had donkere kringen onder haar ogen, alsof ze al in geen jaar had geslapen. Harry had de eerste paar handen uit willen zitten totdat ze de rest van de spelers had kunnen inschatten, vooral Philippe Rousseau. Als hij haar insider was voor de Rosenstock Bank, had ze ruim de tijd nodig om te zien hoe hij die rol vervulde. En hij had een reden nodig om haar serieus te nemen.
Zes en negen, verschillende kleur. Dit was de openingshand waar ze van hield: niet zo groot dat ze in de problemen zou komen, maar met nog steeds genoeg mogelijkheden. Ze beet even op haar onderlip en zette toen in.
Jongensband pakte zijn fiches en ging mee. Spelers die haast hadden waren in de regel erg content met hun kaarten, dus Harry schatte in dat hij een hoog paar had, heer of vrouw. Rousseau mompelde iets in fluwelig Frans tegen de vrouw links van hem en telde aandachtig zijn fiches. Hij had nogal een stapel staan. Harry zag er een paar vuurrode tussen zitten die elk honderdduizend dollar waard waren. Hij moest een paar onfortuinlijke spelers hebben uitgezwaaid voordat zij was binnengekomen. Interessant dat hij zijn belangen voor het businessnetwerk niet liet prevaleren over zijn behoefte om te winnen.
Rousseau legde zijn fiches op de tafel en ging ook mee; de vrouw met de tanden paste. De dealer legde de drie flop cards op tafel: klaver heer, ruiten zeven en harten acht. Harry voelde dat de haartjes op haar arm overeind gingen staan. Nu had ze een zes, zeven, acht en negen. Het enige wat ze nog nodig had was een vijf of een tien voor een straight.
Rousseau glimlachte naar Harry. ‘Er zit voor iedereen wel wat bij, zo te zien.’
Ze hield zijn blik vast. Hij moest nu inzetten. Nog steeds glimlachend schoof hij vijftienduizend naar het midden van de tafel. Harry durfde erom te wedden dat hij nog een heer had, misschien met een kicker om met die zeven of acht van de board een paar te vormen. Maar met twee paar versloeg je geen straight, en ze had nog twee kansen om die te krijgen. De magere vrouw ging mee en verhoogde de inzet, haar ogen wijd open en strak starend toen ze afscheid nam van haar fiches. Ze had nog maar een paar duizend dollar voor haar op tafel liggen. Harry vroeg zich af wat ze voor hole cards had dat ze zo in het spel opging.
Achter de dealer gleed een indigokleurige schaduw door het water. De haai was weer terug en hield zijn snuit dicht tegen de wand van de tank. Hij kantelde en onthulde de griezelige onderkant van zijn buik en de omgekeerde u van zijn bek die hem een ontevreden aanblik gaf. Harry rukte haar ogen van hem los en telde in gedachten tot vijf. Toen ging ze mee.
Deze keer had Jongensband niet meer zo’n haast. Misschien zag zijn toppaartje er toch niet meer zo rooskleurig uit. Hij veegde zijn mond af voordat hij fiches in de pot deed. Er lag nu voor meer dan honderdduizend dollar op tafel.
De croupier keerde de turn card om. Schoppen tien. Harry voelde haar tenen krommen. Ze had haar straight binnen. Nu was het zaak om neutraal te blijven kijken en niet te verstrakken. Niets gaf een speler zo makkelijk weg als wanneer ze ophielden met ademhalen. Ze voelde dat Rousseau naar haar keek.
‘Kijk eens aan,’ zei hij. ‘Is er misschien iemand die een straight te pakken heeft?’
Hij leunde met zijn ellebogen op tafel, zijn handen gevouwen. Zijn nagels staken bijna fluorescerend wit af tegen zijn donkere huid. Hij keek haar lange tijd aan en ze had er wat voor over gehad om een van die zonnebrillen te hebben.
‘Je vader zou een straight proberen te bluffen,’ zei hij. ‘Zo vader, zo dochter, misschien?’
Harry trok haar schouders op. ‘Wie weet.’
Met vaste hand en een gezicht dat niets verraadde maakte Rousseau twee stapels van zijn paarse fiches en schoof ze over tafel. Twintigduizend.
De magere vrouw sloeg haar hand voor haar mond alsof ze het trillen van haar lippen wilde tegengaan. Ze schudde haar hoofd en paste.
Harry gokte er nog steeds op dat Rousseau een heer bij zijn hole cards had, met een kicker om een ander paar te vormen. Ze veegde haar fiches bij elkaar en tikte voor goed geluk met haar knokkels op het groene laken; een bijgeloof dat ze van haar vader had geërfd. Rousseau fronste alsof hij het gebaar herkende en het hem niet beviel wat daarop zou volgen.
Harry schoof al haar fiches voor zich uit. ‘Alles of niets.’
Het was stil toen de croupier haar fiches telde.
‘Vijfentwintigduizend,’ zei hij.
Achter haar werd naar adem gehapt en Harry besefte dat ze in de belangstelling waren komen te staan. Jongensband veegde chagrijnig zijn hole cards opzij en leunde naar achteren. Nu was het tussen haar en Rousseau.
Als iemand alles of niets speelde en alles in de pot had gestopt, moest de caller zijn hole cards laten zien. De rest van de community cards werd gedeeld met de zichtbare pokerhand en je mocht dan niet meer inzetten.
‘Alles of niets met je eerste hand,’ zei Rousseau met één wenkbrauw opgetrokken. Hij lachte niet meer. ‘Dat is lef.’
De haai zwom nog steeds heen en weer alsof hij niets van het schouwspel wilde missen. Zijn torpedovormige lichaam sneed door het water en de driehoekige vin op zijn rug deed Harry aan de zeis van Magere Hein denken.
‘Je bent óf heel slim óf heel roekeloos,’ vervolgde Rousseau. ‘Je vader was meestal roekeloos.’
‘Daar heeft hij een prijs voor betaald. En misschien ook wel voor andermans roekeloosheid.’
Zijn ogen boorden zich in de hare. ‘Hij speelde te luchthartig en nam veel te veel risico’s.’
‘Jij speelt liever follow the leader waarbij je de risico’s aan anderen overlaat?’
Rousseau kneep zijn ogen tot spleetjes. Harry bleef kalm ademhalen en zorgde dat haar handen niet trilden. Wees je bewust van je eigen lichaamstaal en die van de anderen, zei haar vader altijd. Ze lette erop dat ze niet weer op haar onderlip zou bijten, en steunde in plaats daarvan op haar gekruiste armen, wachtend totdat Rousseau ook zijn move zou maken.
‘Ik ga mee,’ zei hij uiteindelijk.
Er zat nu meer dan honderdvijftigduizend in de pot. De dealer wachtte tot ze hun hole cards hadden omgedraaid. Harry legde haar zes en haar negen open en zag Rousseaus mond verstrakken.
‘Aha,’ zei hij. ‘Dus je bent toch niet zo’n bluffer.’
Hij strekte zijn vingers en keerde zijn eigen kaarten om. Heren.
Achter hen klonk het gemurmel van mensen die probeerden te gissen welke kant het opging. Met de heer op tafel had Rousseau three of a kind. Harry’s straight was nog altijd de winnende hand, maar de river moest nog komen. Met een vierde heer was ze verslagen. Ook met een full house, wat nog kon als hij met de zeven, de acht of de tien een paar kon vormen.
Ze deed niet meer alsof en hield haar adem in, in afwachting van die river. De croupier keerde ’m om. Het was haar goeie ouwe vriend, schoppen Jack. Ze had gewonnen.
Ze blies uit en voelde haar ledematen ontspannen; ze merkte dat iedereen op zijn stoel zat te schuifelen. Rousseau stak zijn kin omhoog en balde zijn handen tot vuisten.
‘Toen je daarstraks binnenkwam vond ik dat je zoveel op je vader leek,’ zei hij uiteindelijk. ‘Maar ik zie dat ik ernaast zat.’ Het was alsof zijn ogen haar aan haar stoel nagelden. ‘Je bent hier niet alleen naartoe gekomen voor een potje poker, hè?’

47

‘Zo, dus Sal is weer vrij.’

Harry hoorde tinkelende ijsklontjes in een glas vallen. Rousseau stond met zijn rug naar haar toe een drankje voor zichzelf in te schenken aan de kleine bar in de hoek.

Ze zaten in een privésuite, vlak bij de hal met de liften. Het vertrek had de vorm van een ellips en het koepelplafond was een kleine replica van dat in de Great Hall of Waters. Een kostbaar uitziend bureau van eikenhout stond aan de ene kant, met daarachter twee meterslange stokken waaraan de Britse en Amerikaanse vlag hingen. Het geheel deed Harry aan het Oval Office denken.

Ze liep zelf ook naar de bar en klauterde op een kruk. ‘Hij is gisteren vrijgekomen.’
Rousseau bood haar een glas whisky aan, maar ze bedankte. Hij nam een teugje, draaide zich naar haar om en steunde met een elleboog op de bar. ‘Ik dacht dat hij nog twee jaar moest zitten.’
‘Vervroegd vrijgelaten wegens goed gedrag.’
‘Je had het daarstraks over een ongeluk.’
‘Klopt. Iemand heeft hem aangereden met een jeep.’ Harry voelde zich verstijven, en ze was verbaasd hoe normaal haar stem desondanks klonk. ‘Ik neem aan dat jij daar niets mee te maken hebt?’
Hij trok een wenkbrauw op; de vraag leek hem te vervelen. Hij zwaaide met zijn glas en liet de ijsklontjes rinkelen. ‘Waarom vertel je niet gewoon wat je hier komt doen?’
Harry haalde haar schouders op. ‘Het is heel eenvoudig. Mijn vader had een nummeraccount bij jullie bank waar nog altijd zo’n zestien miljoen dollar op staat. Die wil ik hebben.’
Rousseau keek haar even aan, wierp zijn hoofd in zijn nek en barstte in lachen uit. ‘Daarom ben je hier? Voor je vaders geld? Waarom heb je het hem niet zelf gevraagd?’
‘Zoals ik al zei: hij heeft een ongeluk gehad. Hij is buiten bewustzijn.’ ‘Wat jammer nou. Maar wat heb ik daarmee te maken?’
‘Mijn vader heeft veel over je verteld.’ Ze maakte haar tas open, haalde de tweede envelop eruit en legde die op de marmeren plaat van de bar. ‘Zoals over je investeringen.’
Rousseaus ogen gingen naar de envelop. ‘Mijn investeringen zijn mijn eigen zaken.’
‘Niet als ze overeenkomen met die van een cliënt die is veroordeeld wegens handel met voorkennis. Hoe zou dat overkomen op de directie van de Rosenstock Bank, denk je?’
Zijn vingers klemden zich om het glas waardoor zijn witte nagels nog witter werden. ‘Als je soms wilt suggereren dat ik deel uitmaakte van Sals handelskartel, dan heb je het mis. En bovendien weet ik zeker dat je de geheimhoudingsplicht van mijn bank inmiddels door en door kent, dame. Mijn handel is zeer vertrouwelijk.’
‘Geloof mij maar, ik weet alles van die geheimhouding van je bank. Ik weet ook dat de wet voorschrijft dat die wordt opgeheven bij ernstige criminele delicten. Zoals handel met voorkennis.’ Ze keek de weelderig ingerichte, presidentiële suite rond. ‘Zo te zien heb je aardig wat te verliezen.’
Rousseau zette met een klap zijn glas op het marmer. De glimlach die hij haar daarna schonk kwam net iets te laat. Zijn voortanden stonden een beetje scheef en waren niet zo wit als zijn nagels. ‘Wat wil je precies?’
Harry pakte de envelop en haalde er een stuk of vijf opgevouwen papieren uit. Ze streek de vouwen glad en bekeek de pagina’s alsof ze die voor het eerst zag.
‘Ken je EdenTech nog?’ zei ze na een poosje. ‘Een softwarebedrijf met een nasdaq-notering in 1999. Het jaar daarop heeft een of andere Zwitserse organisatie hen uitgekocht. Zie je dit?’
Ze draaide de bladzijde om zodat hij het ook kon zien en wees met haar vinger. Ze moest haar uiterste best doen om haar handen niet te laten beven. Boven aan de pagina stond rosenstock bank archieven, network operation centre. Het was een van Matilda’s rapporten. Voor Harry op pad ging die avond had ze de receptioniste van het Nassau Sands Hotel over weten te halen om haar de printer te laten gebruiken.
‘Dit zijn de gearchiveerde handelstransacties van mijn vader,’ zei ze. ‘Hier kun je zien dat hij honderdvijftigduizend EdenTech-aandelen op 28 april 2000 om 14:00 uur voor 367.000 dollar heeft gekocht. Twee weken voordat de informatie over de Zwitserse overname bekend werd.’ Haar vinger ging verder naar beneden op de lijst. ‘En kijk deze dan, drie weken later heeft hij ze weer verkocht voor 849.000 dollar. Leuk winstje.’
‘Ja, en?’
‘Ik heb er hier nog een. Boston Labs. Ze gingen in mei 2000 op de fles en konden niet eens hun eigen personeel betalen. Toen werden ze opeens opgekocht door een grote Amerikaanse jongen. Maar kijk eens aan, een week voordat iedereen van die overname hoort heeft mijn pa alweer een hele kluit Boston Lab-aandelen gekocht. En wat een verrassing dat hij ze twee weken later weer met monsterwinst weet te verkopen.’
‘Gaat dit nog ergens heen, mevrouw Martinez?’ Rousseau rukte de kristallen karaf van de bar en schonk zichzelf nog eens in. ‘Sals handel met voorkennis is niet bepaald een geheim.’
‘Toegegeven. Ook al heeft de politie nooit iets van deze specifieke account afgeweten. Maar je hebt gelijk, dit is geen nieuws.’ Harry bladerde door het rapport. ‘Wat echter wel een nieuwtje is, is dat mijn vader een schaduw had.’
Rousseaus hand bevroor toen hij het glas naar zijn lippen bracht.
‘Iemand speelde follow the leader met hem,’ vervolgde Harry. ‘Wat hij ook kocht, die schaduw kocht het ook. Elke keer weer. Hier, ik zal het je laten zien.’
Ze schoof het rapport naar hem toe. Enkele data had ze met een gele stift gemarkeerd.
‘Een halfuur nadat mijn vader EdenTech-aandelen had gekocht, pikte deze jongen ook even vijfenzeventigduizend aandelen in. Mijn vader verkocht die van hemzelf op 15 mei om 15:20 uur, kort nadat de overname werd bekendgemaakt. En vijf minuten later verkoopt onze papegaai de zijne ook weer.’ Ze draaide een pagina om. ‘Idem dito met Boston Labs. Meneer de Papegaai kocht zestigduizend aandelen, zes minuten nadat mijn vader de zijne had gekocht. En hij loosde ze drie minuten na mijn vader.’
Ze keek Rousseau aan. Er was niets in zijn ogen te lezen en hij bleef zwijgen.
‘Maar er is nog veel meer,’ zei ze. ‘CalTel, Sohoran… de lijst gaat maar door. Bij een of twee keer zou je nog kunnen denken dat het toeval was, maar zes maanden lang identieke handelstransacties?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Er bestaat geen enkele twijfel over. Iemand profiteerde van mijn vaders voorkennis. Hierin staat voldoende om de geheimhoudingsplicht van de bank onderuit te halen en er een rechtszaak van te maken.’ Ze tikte met haar vinger op de tweede kolom met gerangschikte data. ‘Dat is het accountnummer van de papegaai. Komt het je bekend voor?’
Rousseau staarde naar de pagina; onder aan zijn kaak begon een klein spiertje te trillen. ‘Hoe heb je deze informatie verkregen?’
‘Het zal je verbazen wat voor informatie ik weet te krijgen. En hoeveel schade die kan aanrichten.’
‘Als je de identiteit van die papegaai wereldkundig wilt maken, wie hij ook moge zijn, dan breng je wel nog meer van Sals voorkennishandel naar buiten. Hij kan opnieuw worden aangeklaagd en veroordeeld. Zou je dat je eigen vader willen aandoen?’
Harry haalde haar schouders op. ‘Wat kan ik zeggen? We zijn nooit erg close geweest.’
Rousseau staarde haar een poosje aan. ‘Even kijken of ik het goed begrijp. Jij beschuldigt mij van handelen met Sals voorkennis en in ruil voor jouw zwijgen moet ik zijn bankrekening leegscheppen en het geld aan jou overhandigen.’ Hij lachte hoofdschuddend. ‘Dan kan ik je maar beter meteen vertellen dat jouw voorstel onmogelijk is. Ik zou het niet eens kunnen, al zou ik het willen. De enige manier waarop je dat geld te pakken kan krijgen, is wanneer hij zich in eigen persoon bij zijn accountmanager meldt. De veiligheidsmaatregelen van die bank zijn een stuk lastiger dan je denkt.’
‘Dat weet ik al. En maak je geen zorgen, je hoeft me dat geld niet te overhandigen.’
‘O nee?’
Ze beantwoordde zijn glimlach en schudde haar hoofd. ‘Dat zou te veel gevraagd zijn. En zoals je al opmerkte zou je nooit de bewakingsprocedure van de bank kunnen omzeilen.’
‘Mooi. Ik ben blij dat we elkaar begrijpen.’
‘Wat ik wil is een stuk simpeler. Je hoeft alleen maar twee dossiers te verwisselen.’
Hij kneep zijn ogen tot spleetjes. ‘Welke dossiers?’
Harry begon de archiefrapporten op te vouwen en terug te stoppen in de envelop. ‘Ik heb vanmiddag een account bij de Rosenstock Bank geopend. Ik moest een aanvraagformulier invullen. Het gebruikelijke spul, voor het merendeel dan. Naam, adres, handtekening, dat werk. Daarna hebben ze mijn foto aan het formulier vastgeniet en kopieën gemaakt van persoonlijke documenten: energierekening, belastingaanslag, enzovoort.’ Ze drukte de plakrand van de envelop weer op zijn plek. ‘En toen hebben ze het hele zaakje in een speciale archiefdoos gestopt waar mijn nieuwe accountnummer op stond.’
Rousseau knikte; zijn ogen stonden nog steeds behoedzaam. ‘Je persoonlijke identificatiedossier. Dat is een standaardprocedure.’
‘Juist, zo noemden ze het. Mijn persoonlijke identificatiedossier. Voor iemand met een anonieme account op nummer is het de enige manier om te zeggen wie precies zo’n rekening bij jullie heeft lopen, toch?’
Rousseau knikte weer; deze keer nog langzamer.
Harry vervolgde: ‘Dus ergens staat er een archiefdoos met mijn vaders accountnummer erop. En in die doos zitten zijn persoonlijke aanvraaggegevens. Zijn naam, zijn foto, zijn handtekening, zijn energierekeningen.’
Rousseau nipte van zijn whisky zonder dat zijn ogen haar loslieten. Hij bleef zwijgen.
‘Je begrijpt waar ik heen wil?’ Ze glimlachte. ‘Jij moet het papierwerk omwisselen.’
Hij nam nu een flinke teug uit zijn glas en schudde zijn hoofd. ‘Onmogelijk.’
‘Welnee. Je hoeft alleen maar de identificatiepaperassen uit mijn vaders dossier te halen en die te vervangen door de mijne. Dan kan ik morgen het geld van zijn rekening halen; de documentatie zal heel duidelijk uitwijzen dat die account mij toebehoort.’
Rousseau schudde nog steeds zijn hoofd. ‘Sals accountmanager kent hem. Hij zal hem niet identificeren met behulp van de inhoud van die doos.’
‘Laten die twee elkaar nou nooit ontmoet hebben. Tegen de tijd dat jij het hogerop zocht en de account van mijn vader overdroeg, was mijn vader al gestopt om handelsactiviteiten vanuit die rekening te plegen. En toen werd hij natuurlijk gearresteerd. Hij is al heel lang niet meer op de Bahama’s geweest. Al die tijd is er geen enkele reden geweest om die archiefdoos te openen.’
‘Maar je foto…‘
‘Mijn pasfoto is oud genoeg: daar is niets verdachts aan. Die kan net zo goed van een aanvraag van negen jaar geleden komen.’
Rousseau snoof. ‘Dat zou zomaar kunnen. Maar hij is getekend door jouw bankier. En de rest van de documenten in zijn dossier, alle transactiegegevens, memo’s, zijn allemaal door mij getekend. En dan klopt het niet meer.’
Harry lachte. ‘Als ik het me goed herinner, is er ruimte voor een tweede handtekening op het aanvraagformulier. Toen de assistent van mijn bankier mede wilde ondertekenen, werd hij weggebonjourd. Niets weerhoudt je ervan om jouw naam er nu op te zetten en ook op de foto, of wel?’
Rousseau nam weer een slok whisky en veegde zijn mond met de rug van zijn hand af. Harry dwong zichzelf te blijven glimlachen.
‘En we hoeven ons ook niet druk te maken dat de naam van mijn bankier vreemd overkomt naast de jouwe,’ zei ze. ‘Want laat dat nou Glen Hamilton zijn, je voormalige baas. Wat is er nog overtuigender dan dat jullie tweeën samen de aanvraag van een nieuwe cliënt bestendigen?’
Hij greep fronsend naar de karaf. ‘Dat mag allemaal wel zo zijn, maar hoe zit het dan met die handelsinstructies in het dossier? Die kwamen van Sal en niet van jou. Ze zijn ondertekend met zijn persoonlijke codewoord, en dat heeft hij zelf op zijn aanvraagformulier gezet. Dus heb je nog altijd dat verschil.’
‘Alsof de duvel ermee speelde hebben we allebei hetzelfde codewoord gekozen.’ Ze bleef naar zijn gezicht kijken. ‘Pirata.’
Ze zag de flikkering van herkenning in zijn ogen en wist dat ze raak had geschoten. Er liep een rilling langs haar ruggengraat.
‘Het is nog altijd niet mogelijk,’ zei Rousseau. ‘Die persoonlijke identificatiedossiers liggen in een zwaarbewaakte kluis. De accountmanagers kunnen erbij, maar dan houdt het ook op. Ik zei toch al dat je vaders account niet meer onder mijn beheer viel?’
‘Jij bent de vicepresident van internationale cliëntenbetrekkingen. Ik weet zeker dat je erbij kunt, als je maar hard genoeg probeert.’
‘Die dossiers worden ontzettend streng bewaakt. Hoe zie je dat voor je? Moet ik langs een tiental gewapende bewakers lopen en de kluis opblazen?’ Hij trok aan zijn stropdas. ‘Je kunt alleen maar via de officiële kanalen bij die dossiers komen, en dat houdt in dat je ervoor moet tekenen, zowel bij het ophalen als bij het terugbrengen. Denk je dat ik ergens een schriftelijk bewijs achterlaat dat ik van de gelegenheid gebruik heb gemaakt om te sjoemelen?’
‘Wie maakt zich druk om gesjoemel? Als die twee dossiers verwisseld worden, zal er geen haan naar kraaien. Mijn vaders account ligt al heel lang stil. En met de rekening die ik vandaag heb geopend zal waarschijnlijk nooit iets gebeuren, omdat ik hem nooit zal gebruiken.’
‘En als Sal probeert om zijn geld terug te krijgen? Wat moet ik dan doen?’
‘Maak je geen zorgen, zover zal het nooit komen. Zodra ik het geld heb gooi ik het wel met hem op een akkoordje. Hij kan niets proberen via de bank, want daarmee brengt hij mij in gevaar, dus dat gaat hij niet doen. En bovendien wil hij aan deze account niet al te veel ruchtbaarheid geven.’ Ze draaide een kwartslag op haar kruk en steunde met haar ellebogen op de bar. ‘Maak je niet druk. Niemand zal er ooit achter komen. Rosenstock mag dan een indrukwekkende beveiliging hebben, hun focus is om de identiteit van hun cliëntèle geheim te houden en niet om zich druk te maken over eventuele dossierverwisselingen.’
Rousseau lachte als een boer met kiespijn en schudde zijn hoofd. ‘Je hebt het al helemaal uitgeknobbeld, nietwaar? Maar je hebt geen idee wat je hier vraagt, echt geen idee.’
Hij liep naar het midden van de kamer, spreidde zijn armen wijd uit en draaide rondjes als een windvaan. Toen bleef hij weer stilstaan en keek haar aan.
‘Zie je dit allemaal?’ Hij hield zijn handpalmen naar boven en keek om zich heen; zijn armen uitgestrekt naar het versierde koepelplafond, het presidentiële bureau en de nietszeggende maar waarschijnlijk peperdure schilderijen die aan de muur hingen. ‘Weet je wat ik wel niet heb moeten doen om dit alles te vergaren? Heb je enig idee hoe ik ben begonnen?’ Hij stak zijn vinger in de lucht en wees naar haar. ‘Ik kwam op mijn zeventiende bij deze bank terecht, als loopjongen. Ik ging voor mensen naar de stomerij, ik maakte hun lunchreserveringen in poenerige restaurants, ik haalde donuts voor hun ontbijt. Maar weet je wat ik daarnaast deed?’
Hij liep op haar af en sloeg mijn zijn ene handpalm op de rug van zijn andere om zijn woorden kracht bij te zetten. ‘Ik leerde netwerken. Ik leerde hoe ik me nuttig kon maken. Bij de juiste mensen. Ik leerde wat de beste restaurants waren en waar de beste uitgaansgelegenheden zaten. Ik zorgde ervoor dat ik ongewone plekjes ontdekte waar nog geen mens van had gehoord, maar die wel in goede aarde vielen bij onze cliënten. Ik hield een lijst bij van onze belangrijkste klanten, met de verjaardag van hun vrouw en de namen van hun kinderen. Ik maakte me onmisbaar. En voor deze loopjongen leggen ze zowat de rode loper uit bij de bank.’
Hij stond nu pal voor Harry. Hij boog zich over haar heen en steunde met zijn handen op haar kruk. Ze rook de scherpe whisky in zijn adem.
‘Dus, vertel me eens,’ zei hij. ‘Waarom zou ik dat allemaal op het spel zetten met een suïcidale actie binnen mijn eigen bank?’
Harry hoopte dat hij haar angst niet kon ruiken, of het zweet dat over haar rug droop. Ze pakte de envelop tussen duim en wijsvinger en liet hem als een ruitenwisser voor zijn gezicht heen en weer zwaaien. ‘Denk aan de consequenties als dit uitlekt. Als ik jou was zou ik voor het laagste risico opteren en gewoon die spullen verwisselen.’
Rousseau ging weer rechtop staan, met trillende neusvleugels, en Harry maakte van de gelegenheid gebruik om van de kruk af te klauteren. Ze gooide de envelop op de bar en maakte aanstalten om te vertrekken.
‘Ik heb de accountnummers op de eerste bladzijde geschreven,’ zei ze. ‘Tegen de tijd dat de bank morgen opengaat, moet het geregeld zijn.’
Ze stond nu bij de deur en met haar hand op de klink draaide ze zich nog eenmaal naar hem om. Hij had zijn whisky weer van de bar gepakt en sloeg het glas in één teug achterover.
‘Het is maar dat je het weet,’ zei ze, ‘maar een paar kopieën van dit rapport zijn in roulatie. Op dit moment kan ik de inhoud nog onder controle houden, maar als mij iets overkomt wordt het publiek geheim.’
Rousseau vulde zijn glas bij. Ze hoopte dat het dreigement realistisch overkwam en niet als iets wat ze net had bedacht.
Hij leunde tegen de bar en keek haar bedachtzaam aan. ‘Volgens mij bluf je.’
‘Je vergeet dat ik anders ben dan mijn vader. Ik bluf nooit.’
Maar Rousseau hief zijn glas naar haar op en glimlachte.

48

‘Dat werd tijd,’ zei Leon. Naast hem stond Quinney te worstelen met de zitting van de bioscoopstoel.

‘Waarom moesten we hier afspreken, verdomme?’ Quinney boog zich naar voren zodat hij de stoel beter kon zien. Zijn kale schedel glom in het flikkerende licht op het doek. ‘Wat een teringhol is dit.’

Leon keek de lege zaal rond en trok zijn schouders op. Het was een vochtig, ranzig hol en het rook er naar de regen van gisteren. Er was al vijftig jaar niets meer aan het gebouw gedaan en waarschijnlijk zou het op korte termijn een bingohal worden. Quinney had gelijk, het was een teringhol, maar je kon er wel veilig zitten. Leon zakte dieper weg in zijn stoel op de achterste rij en trok zijn anorak als een cocon om zich heen. Hij had hier de afgelopen twee dagen vaak gezeten. Sinds hij had gehoord wat er met Sal was gebeurd.

‘Hier, mijn rapport,’ zei Quinney en hij stak hem een witte envelop toe. Hij aarzelde, alsof hij de lege chipszak op de vloer en Leons verkreukelde kleren in zich opnam. Hij trok zijn hand terug. ‘Maar eerst betalen.’

Leon snoof en greep naar zijn portemonnee, waar hij ook een envelop uit haalde. ‘Pak aan.’
Hij keek toe terwijl Quinney het geld telde. Die vent zag eruit als een trol, met zijn kale schedel en dikke lippen. Hij verstond zijn vak, maar hij was lastig in de omgang. Leon had hem voor de tweede keer ingehuurd. De eerste keer was vijf jaar geleden geweest, toen Maura om een scheiding had gevraagd. Ze had gezworen dat er niemand anders in het spel was, maar Leon geloofde haar niet. Quinney had zijn gelijk bewezen met een serie glansfoto’s waarop ze om de nek van een of andere lange blonde vent hing. Het was dezelfde man die vorige week op het treinstation zijn zoon een aai over zijn bol had gegeven.
Quinney was klaar met tellen en stopte de bankbiljetten in zijn zak. Toen smeet hij de witte envelop op Leons schoot. ‘Zoals ik al aan de telefoon heb gezegd, er is geen spoor van dat geld te vinden. Je had me achter haar aan moeten laten gaan toen ze het vliegtuig pakte.’
Leon gromde. Het tarief van de privédetective was al hoog genoeg; hij zat niet te wachten op extra reiskosten. Hij knarsetandde. Dat verdomde geld leek verder buiten zijn bereik dan ooit.
Quinney stond op en de zitting klapte luidruchtig omhoog. ‘Die gasten zitten achter haar aan, dat is een ding dat zeker is. Ze zitten haar nu al de hele tijd op de hielen. Alle namen staan in dat rapport.’ Hij knikte naar de envelop. ‘Je zult sommige foto’s zeker interessant vinden.’
Hij liep tussen de rijen stoelen door naar de uitgang. Leon keek hem na, met oksels die steeds zweteriger werden onder zijn anorak. Quinney had hem verteld wat hij bij Arbour Hill had gezien; die jeep die Sal Martinez op de bumper had genomen, pal nadat hij de gevangenispoort uit was gelopen. Leon werd misselijk bij de gedachte aan wat er op die foto’s kon staan.
De zaalverlichting ging opeens aan en Leon knipperde met zijn ogen. De film had hij nauwelijks gezien; hij had nog net meegekregen dat het een of andere kleffe komedie was over een gezin met veel te veel kinderen. Hij sloot even zijn ogen en probeerde niet aan zijn zoon te denken, maar dat lukte niet. Leon was de afgelopen dagen ’s morgens teruggegaan naar Blackrock Station in de hoop nog een glimp van Richard op te vangen. Hij had zich opgeknapt en zelfs zijn pak naar de stomerij laten brengen. Maar de jongen was nergens te bekennen.
Familiegeluk is gelul, dacht hij.
Hij opende zijn ogen en betastte de envelop. Toen scheurde hij hem open en haalde er een stuk of tien volgetypte vellen papier en een stapel foto’s uit. Quinney had Harry Martinez een week lang achtervolgd en iedereen doorgelicht die deel van haar leven had uitgemaakt. Leon bladerde het rapport door. Er zaten biografietjes bij van de hoofdrolspelers. Hij probeerde ze te lezen, maar zijn ogen werden steeds automatisch naar de foto’s getrokken. Uiteindelijk legde hij het rapport opzij en keek naar de eerste opname. Hij merkte dat zijn handen trilden.
De foto was ’s nachts genomen en hij kon het Martinez-meisje in haar blauwe Mini zien zitten. Het was in een straat met aan weerszijden victoriaanse huizen en hoge bomen. Leon bekeek de foto van dichtbij. Aan de andere kant van de straat zag hij de donkere, hoekige contouren van een jeep. Hij slikte en draaide de foto om. Quinney had haar naam, de datum en locatie met blauwe pen op de achterkant geschreven. Raglan Road, zondag 12 april 20:20 uur. Drie dagen geleden.
Op de volgende foto was een lange, donkerharige man te zien die met het meisje de trappen van een van de oude bakstenen huizen op liep. Ze had dikke moddervegen op haar gezicht en een grote blauwe plek op haar wang. Dit keer was de jeep nergens te zien.
Leon zette zich schrap voor de volgende foto, maar het was een onschuldig kiekje van iemand die hem bekend voorkwam: die pedante Jude Tiernan, die het kwc-gebouw uit liep. Leon had enkele jaren daarvoor al een aanvaring met Tiernan gehad toen ze allebei in dienst waren van JX Warner. Zijn mondhoek krulde bij de gedachte. Als Tiernan niet zo’n brave hendrik was geweest, was Leon vast nooit ontslagen.
Hij legde de foto op de rest van de stapel en bekeek nog een paar andere. Hij voelde zijn ledematen ontspannen. Dit waren alleen maar foto’s van de familieleden van het meisje: haar zus die Vincent’s Hospital uit kwam. Hij bleef hangen bij een foto van een vrouw van achter in de vijftig. Dus dit was Sals echtgenote. Met die hoge jukbeenderen had ze wel Pools of Russisch kunnen zijn. Sal moest natuurlijk weer iets exotisch hebben. Hij fronste toen hij de man zag die naast haar stond met zijn linkerarm in de hare gehaakt. Leon had dat enorme koepelhoofd overal herkend. Wat moest Ralphie-Boy in vredesnaam met Sals vrouw?
Bij de foto daarna werd hij koud vanbinnen. Het was een opname van veraf van hoge grijze muren en victoriaanse ramen met tralies. Het had net zo goed een weeshuis of een inrichting voor psychisch gestoorden kunnen zijn. Maar Leon wist wel beter. Hij huiverde. Hij had een jaar in dat snertoord doorgebracht, waar hij in een cel zat opgesloten met een man die Noel heette en die een levenslange gevangenisstraf uitzat, omdat hij zijn eigen huis in brand had gestoken. Zijn vrouw en drie kinderen waren op dat moment thuis. Leons ademhaling werd trager en zijn vingers maakten vochtige afdrukken op de foto. Gedurende twaalf maanden had zijn wereld bestaan uit een opklapbed met een toilet ernaast en bewakers die om vijf uur ’s morgens op de deur bonkten om te checken of hij niet in zijn slaap was overleden.
Hij legde de foto opzij en haalde een paar keer diep adem, alsof hij daarmee die herinnering kon uitwissen. Hij staarde naar de volgende foto en het duurde even voordat hij begreep wat hij zag. Op de grond lag een lichaam dat gedeeltelijk aan het zicht werd onttrokken door een kleine rode auto, zodat hij alleen de benen kon zien: grijze pantalon, donkere schoenen. Het meisje zat geknield op de grond, met haar rug naar de camera. Leon knipperde met zijn ogen. Dit was het soort foto dat hij verafschuwde: geen bloed of iets van dien aard, niet eens een gezicht. Hij bleef staren naar het kleine gedeelte wat hij van Sals lichaam kon zien en schudde langzaam zijn hoofd. Was die stakker eindelijk uit die rotplek, werd hij meteen ondersteboven gemaaid. Een deal van niks.
Leon smeet de foto op de rest van de stapel en dacht dat dat de laatste was. Maar er was er nog een. Het was een close-up van de man achter het stuur van de jeep. Zijn witblonde haar kwam als gebleekt stro in plukjes onder zijn gebreide muts uit. Hij omklemde het stuurwiel zodat zijn knokkels wit zagen en keek met strakke blik naar iets wat voor hem lag, zonder dat hij zich bewust was van de camera. Leon kreeg de kriebels van die wijd opengesperde, starende ogen. Ze hadden een vreemde kleurloze tint, alsof zijn pupillen waren verdwenen en slechts een krankzinnig licht hadden achtergelaten. Leon probeerde zijn lippen te bevochtigen, maar zijn mond was droog. Hij had altijd al geweten dat de Profeet zijn smerige klusjes door iemand anders liet opknappen, maar het was voor het eerst dat hij het gezicht van die man te zien kreeg.
Leon veegde zijn mond af. Godver, hij zou er deze keer wel eens tot aan zijn nek kunnen inzitten. Misschien moest hij maken dat hij wegkwam. Toen hij ook nog aan Jonathan Spencer dacht begon zijn maagzuur prompt op te spelen. Jonathan had ook proberen weg te komen, maar de Profeet had hem niet laten ontsnappen. Leon wreef over zijn maagstreek. Waarom had de Profeet hem verdomme dat mailtje gestuurd over dat meisje? Waarom had hij hem hierin betrokken?
Maar Leon wist het antwoord al. De Profeet gebruikte hem, net zoals hij hem al eerder had gebruikt. Hij had het zo geregeld dat Leon in de hoek zat waar de klappen vielen. Dat was de werkwijze van de Profeet: altijd vanaf een veilige afstand, altijd met zijn vingers op de knoppen, maar hij liet anderen de risico’s lopen. Zelfs gedurende de succesvolle hoogtijdagen van het beurskartel had de Profeet niet één keer zelf meegedaan. Leon, Sal en Jonathan waren degenen die hun carrière op het spel hadden gezet. De Profeet kaapte een flink deel van de winst, maar had nergens een spoortje achtergelaten op de papieren die tot vervolging van het kartel hadden geleid. Zelfs de dood van Jonathan had voldoende op een ongeluk geleken om de Profeet overal buiten te houden.
Leon keek weer naar de foto met de bleke, psychopathische ogen. Hij ging met zijn vinger langs de binnenkant van zijn kraag en dacht na over het spoor dat naar hemzelf liep. Als Sal of het meisje iets overkwam zat hij flink in de penarie. Christus, het was zijn eigen privédetective die haar appartement ondersteboven had gehaald en die haar had achtervolgd. Zijn privédetective was zelfs bij Arbour Hill geweest toen Sal overhoop werd gereden. Zijn hart hamerde in zijn borstkas. Hij had nota bene een bankafschrift van die griet. Zijn adres stond waarschijnlijk ergens bij de bank geregistreerd. Hoe had hij zich ooit zo in de nesten kunnen werken?
Hij greep naar het rapport. Er moest iets in staan wat hij zou kunnen gebruiken. Wat had Quinney ook alweer gezegd? Alle namen staan in het rapport. Hij bladerde het door en sloeg de details over. Quinney had hem al telefonisch op de hoogte gebracht van de handel en wandel van het meisje. Hij scande de biografietjes, maar las te vluchtig om alles op te kunnen nemen. Hij kon desondanks concluderen dat Quinney heel zorgvuldig te werk was gegaan. Namen, leeftijden, familieleden, arbeidsverleden, financiële status: alles stond erin. De woorden dansten voor zijn ogen. De naam JX Warner sprong van de bladzijden af en hij bleef ernaar staren. Ze hadden altijd gedacht dat de Profeet daar investeringsbankier was. Een van de gezichten deed hem ergens aan denken. Hij fronste. Hoe lang geleden? Tien jaar? Twaalf? Hij pakte de foto’s en bestudeerde ze nogmaals. Hij wist niet dat dat ouwe koepelhoofd ook voor JX Warner had gewerkt. Maar ja, hij was bepaald niet de enige.
Na een poosje koos hij er twee foto’s uit en las de namen op de achterzijde. Toen keek hij weer naar de foto’s. Was dat de link? Hij pakte het rapport weer op en las nogmaals de biografieën, iets zorgvuldiger deze keer. Hij wist waar hij naar zocht, en daar stond het, vet onderstreept. Zelfs Quinney had de betekenis ervan ingezien. Het kon geen toeval zijn.
Leon stopte alles weer in de envelop en deed met trillende vingers de flap dicht. Toen wurmde hij zich tussen de rij stoelen door en liep door de smerige foyer de buitenlucht in. Het felle licht stak in zijn ogen. Hij rende over het trottoir, met raspende longen en bonkend hart. Misschien kon hij niet aan het geld van het meisje komen, maar als hij nou eens wist wie die Profeet was? Die wetenschap moest toch wel iets waard zijn.
Hij wiste het zweet van zijn voorhoofd en stak de envelop in zijn jaszak. De pijn in zijn maag verdween door de adrenaline die nu door zijn lichaam schoot. Zijn kennis was gevaarlijk, dat wist hij als geen ander, maar gaf hem ook macht.
Het verkeer raasde om hem heen; in de vastgelopen wegen trokken de vrachtwagens en motoren op en remden weer af. Het was tien minuten lopen naar South Circular Road, maar hij zette er stevig de sokken in en deed het in vijf minuten. Hij ging linksaf St. Mary’s Road in en achter hem werd het gebrul van de motoren allengs minder. Hij zocht naar zijn sleutels. Hij zou een douche nemen en zich omkleden, en ondertussen bedenken wat zijn volgende stap zou worden.
Aan de overkant van de weg stond een donkerharige vrouw tegen het hek voor zijn woning geleund een sigaret te roken. Toen ze hem zag ging ze rechtop staan. Leon kneep zijn ogen tot spleetjes. Ze kwam hem bekend voor. Terwijl hij haar probeerde te plaatsen klonk achter hem het geluid van een motor. Die bril met vleugelmontuur, dat helmkapsel. Opeens wist hij het weer. Zij was die nieuwsgierige journaliste die hij steeds bij de rechtszaak had gezien. Wat moest zij nou weer hier?
Hij verliet het trottoir om de straat over te steken en was van plan om pal langs haar te lopen. Bemoeizieke trut. Hij was nog niet vergeten hoe schamper ze in haar artikelen naar hem had uitgehaald. Dat Sal altijd tijd voor haar had vrijgemaakt had hij nooit begrepen.
De journaliste stak haar arm omhoog en riep iets naar hem. Ze kon de pot op, hij had wel wat anders aan zijn hoofd. Opeens sloeg ze een hand voor haar mond en liet haar sigaret vallen. Ze scheen langs hem heen te kijken. Hij keek achterom en bleef als aan de grond genageld staan.
Midden op de weg kwam een motor op hem afgestevend en degene die hem bestuurde zat voorovergebogen als een ruiter te paard. Het gebrul van de motor galmde in Leons oren. Hij probeerde zich te bewegen, maar zijn voeten voelden als zandzakken. De glanzend zwarte motor kwam recht op hem af en scheen voor niets te willen stoppen. Leons voeten kwamen op het laatste moment los van de grond en hij sprong opzij, maar het was al te laat. De motor steigerde als een hengst en trof hem midden in de borst. Hij klapte naar achteren en vloog hoog de lucht in, waarbij zijn adem gierend uit zijn longen ontsnapte. De huizenrij flitste langs zijn ogen en muren wankelden. Hij voelde nog geen pijn.
Het achterwiel van de motor sloeg tegen zijn schouder. De motorrijder hield zijn hoofd zijwaarts, alsof hij Leons gezicht wilde afspeuren op tekenen van pijn. Het vizier van zijn integraalhelm was omhooggeschoven en Leon zag de lichte, transparante ogen met de speldenprikpupillen.
De hemel scheen opzij te glijden. Leon zag in een flits het lachende gezicht van zijn zoon. De straat kwam angstaanjagend snel dichtbij en sloeg toen met verpletterende kracht tegen zijn schedel.

49

‘Is dit de fax die ik voor u moet verzenden, mevrouw?’

Harry rukte haar blik los van het vel papier in haar hand, en staarde naar de receptioniste van het hotel.
‘Misschien moet ik er nog even naar kijken,’ zei ze.
‘Zoals u wenst. Laat me maar weten als u klaar bent.’
De receptioniste liep weg om de telefoon op te nemen. Haar witte

katoenen bloesje zag er schoon en koel uit, en Harry vroeg zich af hoe ze dat klaarspeelde. Haar eigen shirt zat als behangplaksel tegen haar huid gekleefd.

Ze keek naar de fax die ze in haar hotelkamer had zitten schrijven. Haar hartslag bonsde in haar oren en de woorden dansten voor haar ogen. Stel dat Rousseau ze niet had verwisseld? Misschien wachtte hij af of ze had zitten bluffen. Ze knipperde met haar ogen en las de fax nogmaals. Hij was gericht aan Owen Johnson, de accountmanager van haar vader.

Geachte meneer Johnson,

Met referte aan rekeningnummer 72559353, identificatiecode Pirata, laat ik u hierbij weten dat ik deze account wil opheffen en alle tegoeden naar de volgende bankrekening wil laten overmaken: swiftcode: crbschz9
iban: ch9300762011623852957
Conform de veiligheidsmaatregelen zal ik later op de dag deze overboeking persoonlijk met u doornemen.

Het eerste accountnummer was dat van haar vader, en het tweede was van de Profeet. Een handtekening was niet nodig.

Ze keek op haar horloge. Zelfs als Rousseau had besloten om erop in te gaan, had hij dan wel voldoende tijd gehad? Het laatste waar ze op zat te wachten was dat iemand het dossier van haar vader zou openmaken voordat haar identificatiepapieren in orde waren. Ze verplaatste haar gewicht naar haar andere voet. De deadline van de Profeet verliep om twaalf uur op de Bahama’s. Ze moest voortmaken.

Ze overhandigde de fax met het nummer van Johnson dat ze met behulp van haar vaders aantekeningen had weten te ontcijferen. De receptioniste liep naar het faxapparaat en deed de pagina erin. De machine liet een piepje horen en Harry keek toe hoe de vrouw hem bijvulde met stapels witte A4’tjes. Ze had de elegantie van een stewardess, maar ze was zo traag als een modderstroom en Harry moest op haar kiezen bijten om niet te gaan gillen. Eindelijk werd haar fax door de machine getrokken en kwam er aan de achterkant weer uit.

Harry rende terug naar haar kamer. Ze greep naar de telefoon en zag dat ze drie oproepen van Ruth Woods had gemist. Ze belde haar terug. Voicemail. Harry liet een bericht achter dat ze zou bellen als ze de volgende dag weer in Dublin was. Toen ging ze op het randje van haar bed zitten en belde de Rosenstock Bank. Ze citeerde op zakelijke toon het nummer van haar vaders bankrekening en maakte een afspraak met Owen Johnson om kwart over elf die ochtend.

Ze hing op. In minder dan een uur tijd zou ze het kantoor van Johnson binnenwandelen om zestien miljoen dollar bij hem op te nemen. De vraag was: zou hij dit ook verwachten van haar vader?

Ze schudde haar hoofd en pakte wat papieren bij elkaar die ze voor haar afspraak bij de bank nodig zou hebben. Daarna verliet ze te voet het hotel. Ze ging naar Bay Street en bleef zoveel mogelijk in de schaduw. De vochtige lucht wreef als warm katoen langs haar huid. Tegen de tijd dat ze de Rosenstock Bank had bereikt, was haar hoofdhuid nat van het zweet.

Het meisje bij de receptie glimlachte haar toe. ‘Nu alweer terug?’ Verdorie, ze had er niet op gerekend herkend te worden. Juliana pakte de telefoon. ‘Ik zal Glen Hamilton voor u oproepen.’ ‘O nee, u hoeft haar niet lastig te vallen.’ Shit, het laatste waar ze op zat

te wachten was een hijgende Glen Hamilton in haar nek. ‘Ik heb namelijk een afspraak met Owen Johnson.’
Het meisje trok haar wenkbrauwen op. ‘Ik begrijp het. Prima.’
Ze typte wat in op haar computer. ‘Hij zit op dezelfde etage als Glen. Weet u nog waar de liften zijn? U moet de middelste hebben.’
Harry bedankte haar en volgde haar instructies op. Dezelfde Big Brother-lift bracht haar naar de derde etage waar dezelfde jongedame haar door dezelfde gang escorteerde. Harry keek links en rechts naar de beige deuren die ze voorbijliep en verwachtte half dat Glen naar buiten zou stappen. Onder in haar tas begon haar mobiele telefoon te trillen en ze haalde hem tevoorschijn. Alweer Ruth Woods. Harry schakelde haar mobiel uit; Ruth kon wel even wachten.
Aan het eind van de gang deed haar begeleider een deur open en Harry ging naar binnen. Dit keer zat haar bankier al op haar te wachten.
Hij zat achter een bureau dat vol lag met paperassen. Hij was eind vijftig, zijn huid was zo bruin als lever en hij had een ondoorgrondelijke blik. Even bleef het stil. Harry hoorde achter zich de klik van de deur die in het slot viel. Toen stond hij op.
‘Ik ben Owen Johnson,’ zei hij.
Hij had de bouw van een rottweiler. Zijn tonvormige lichaam was een bonkige massa van zware spieren en vet, en zijn kaak leek sterk genoeg om haar arm af te kunnen bijten. Harry liep naar hem toe en schudde zijn hand; ze was zich bewust van haar klamme handpalmen.
‘Ik ben Harry Martinez,’ zei ze.
Zijn ronde, uitpuilende ogen boorden zich in de hare. ‘Ik geloof niet dat wij elkaar kennen.’
Het was geen vraag. Harry durfde er wat onder te verwedden dat Owen Johnson elk gezicht onthield. Ze glimlachte en schudde haar hoofd, en probeerde over te komen als een multimiljonair en niet als een hacker die leugens verkocht.
Johnson ging weer zitten en gebaarde dat ze tegenover hem kon plaatsnemen op een stoel met een rechte rugleuning. Ze ging zitten. Hier was het meubilair veel functioneler dan in Glens kamer. Het bureau was doorsnee en solide, de stoelen robuust. Geen fijn antiek of zilver theeservies die de zakelijkheid in de weg konden staan. Ze vroeg zich af of bankiers hun eigen interieur mochten bepalen.
Johnson schraapte zijn keel en keek fronsend naar de papieren die voor hem lagen. Hij verstrakte. Op zijn bureaublad lag een geopende archiefdoos. Het veerslot was losgemaakt en de papieren waren eruit geschoten; de doos had bijna helemaal vol gezeten. De pagina’s waren gekreukt en beduimeld. Het moest haar vaders doos zijn.
Harry doorbrak de stilte. ‘U hebt mijn fax inmiddels gekregen, hoop ik. Zoals daarin gesteld wil ik graag met spoed mijn tegoeden naar een andere bankrekening laten overmaken.’
Ze gaf hem een kopie van de fax. Hij keek ernaar, maar niets wees erop dat hij hem al had gezien. Ze haalde haar paspoort uit haar tas en gaf dat ook aan hem. Johnson sloeg het open op de fotopagina en bestudeerde die fronsend. Toen haalde hij een document uit de doos en vergeleek ze met elkaar. Harry hield haar adem in. Ze probeerde zijn gezicht te lezen, maar zijn uitdrukking bleef onveranderd. Hij keek haar aan. Ze onderdrukte de aanvechting om te slikken.
Zonder een woord te zeggen klapte Johnson het paspoort weer dicht en schoof het over zijn bureau naar haar toe. Hij deed nog een document in de archiefdoos en Harry ving een glimp op van haar foto die boven aan de pagina was vastgeniet. De helft van haar gezicht was verdwenen onder de handtekening, maar de bos krullen eromheen liet niets aan de verbeelding over. Haar longen begonnen weer te werken. Dit was haar eigen aanvraagformulier. Rousseau had de documenten verwisseld.
‘Mag ik vragen of de service van de Rosenstock Bank geheel naar uw wens is?’ vroeg Johnson.
‘Zeer zeker.’ Haar hart bonsde. ‘Alleen heb ik op dit moment andere plannen met dat geld.’
Johnson verschoof in zijn stoel, leunde naar achteren en legde zijn vingertoppen tegen elkaar. ‘Vreemd. Ik heb dit dossier nog maar één keer eerder gezien en dat was toen ik het overnam. Dat was acht jaar geleden. Ik kan me de naam Martinez herinneren.’ Hij keek haar aan zonder met zijn ogen te knipperen. ‘Maar op de een of andere manier was ik er altijd van overtuigd dat onze Pirata een man was.’
Harry probeerde te glimlachen, maar haar gezicht voelde strak. ‘Dat zal wel aan de naam liggen. Harry, bedoel ik. Dat zet mensen altijd op het verkeerde been.’
Hij tikte met zijn vingertoppen tegen elkaar en bleef haar strak aanstaren. ‘Dat zal het zijn.’
Toen overhandigde hij haar een formulier uit het papierwerk op zijn bureau, tezamen met haar oorspronkelijke fax. ‘Misschien kunt u dit invullen zodat ik de overboeking kan autoriseren.’
Harry bekeek het formulier. Het was kort en bondig: ze moest de gegevens invullen van de huidige account en de bestemming, het bedrag dat overgeboekt moest worden en natuurlijk haar autorisatiecode en handtekening. Op de ruimte onderaan moest Johnson zijn eigen handtekening zetten. Ze begon met invullen en schreef de nummers over van haar fax.
‘U hebt eerder zaken gedaan met Philippe Rousseau, geloof ik?’ Uit zijn mond klonken die woorden als een beschuldiging.
‘Dat klopt.’ Harry keek niet op, maar ze voelde hoe zijn ogen zich door haar schedeldak boorden.
‘Ik heb vernomen dat u hem gisteravond hebt gesproken.’
Haar vingers verstrakten. ‘Ik ben hem gisteravond inderdaad in het Atlantis Casino tegen het lijf gelopen.’
‘Dat weet ik. Hij heeft het me verteld.’
Harry wierp hem een blik toe. ‘O?’
‘Toen ik uw dossier vanmorgen uit de kluis ging halen, zag ik dat het al was opgehaald. Uiteraard heb ik als geautoriseerd accountmanager gevraagd wat daar de reden van was.’
‘Uiteraard.’ Harry probeerde luchtig te klinken. ‘En wat zei hij daarop?’
‘Dat jullie elkaar hadden ontmoet en poker hadden gespeeld. Hij zei dat hij nieuwsgierig was naar de stand van uw investeringen, dus had hij het dossier opgehaald. Tegen elke veiligheidsmaatregel in, natuurlijk.’ Johnson probeerde voor het eerst te glimlachen; het werd een grijns die een mond vol dicht op elkaar staande tanden liet zien. ‘Maar ja, meneer Rousseau doet nu eenmaal wat hij wil.’
Harry boog zich weer over haar formulier. ‘Dat stel ik op prijs.’ De pen gleed bijna tussen haar vochtige vingers vandaan. ‘Hij kent mijn familie al een hele tijd.’
Ze was nu bij het vakje waarbij stond ‘over te boeken bedrag’ en aarzelde.
‘Ik heb mijn saldo al heel lang niet meer gecheckt,’ zei ze. ‘Kunt u mij het exacte saldo opgeven zodat ik dit kan invullen?’
Johnson gromde en keek naar zijn laptop. Hij typte wat in. Voor het eerst bedacht Harry dat er wel eens helemaal niets op die rekening zou kunnen staan. Stel dat iemand haar voor was geweest?
Johnson pakte een pen en schreef enkele getallen over van het scherm. Toen schoof hij het papiertje naar haar toe.
De cijfers dansten voor haar ogen. Ze werd licht in haar hoofd en even viel alles stil. Bijna twintig miljoen dollar. Er was aardig wat rente bij gekomen in de afgelopen negen jaar.
Dus het was er. Ze was nu zo dichtbij. Dit was waar ze allemaal op zaten te azen: het kartel, haar vader, de Profeet. Ze dacht aan de mensen die waren omgekomen: Jonathan Spencer, Felix Roche. Enkele beelden flitsten door haar hoofd: een brullende jeep, buitelende bergen, een krijsende metro. Haar hoofd zwom. Maar dat moorden zou nu ophouden. Ze stond op het punt om het geld aan de Profeet te geven en dan zou er niemand meer doodgaan.
Harry’s ruggengraat voelde ijzig aan. Of hij pikte het geld in en maakte haar evengoed een kopje kleiner. Hoe kon ze een man vertrouwen die geprobeerd had om haar vader te vermoorden?
Ze greep de pen steviger vast en keek op haar horloge. Drie minuten voor twaalf.
Het geld was haar enige onderpand.
Ze keek naar Johnson, met opgeheven kin. ‘Ik ben van gedachten veranderd.’
‘Pardon?’
‘Ik wil het geld niet overmaken.’
Johnson knipperde met zijn ogen. ‘U wilt het op uw rekening laten staan?’
‘Nee. Ik wil het contant opnemen. In bankbiljetten.’
Johnson boog zich naar voren. ‘Contant? Maar het is niet mogelijk om met zoveel contant geld rond te lopen, dat is niet veilig. Als u het geld echt wilt overmaken, raad ik u ten zeerste een elektronische overboeking aan.’
Harry schudde haar hoofd. ‘Ik wil het in contanten.’
De Profeet had al een keer met haar bankrekening gesold. Het laatste wat ze wilde was haar geld toevertrouwen aan de technologie. Ze wilde het met haar eigen handen vasthouden.
Johnson zuchtte. ‘Maar het is fysiek niet mogelijk om zo’n hoog bedrag in dollars te dragen. De hoogste coupure is een biljet van honderd dollar. U zult vijf koffers nodig hebben om dat allemaal te kunnen verstouwen.’
Harry dacht even na. ‘Wat is de hoogste coupure voor euro’s?’
Johnson ging even verzitten. ‘Vijfhonderd.’
‘Mooi. Dat betekent dus één koffer.’
‘Maar euro’s zijn hier minder makkelijk te krijgen.’
‘U bedoelt dat de bank niet zoveel geld heeft?’
Johnson zette een hoge borst op. ‘Natuurlijk kan Rosenstock een dergelijke som uitkeren. U moet alleen begrijpen dat we enige tijd voor nodig hebben om het te regelen.’
‘Hoeveel tijd?’
‘Nou, misschien kunnen we in een dag of twee –’
Harry viel hem in de rede. ‘Dat is te laat. Ik heb het vandaag nodig, want mijn vliegtuig vertrekt vanmiddag.’
Zijn kaak verstrakte en ze veranderde van tactiek.
‘Wat dacht u hiervan,’ zei ze. ‘U regelt de financiën vandaag nog en dan laat ik honderdduizend dollar op de rekening staan zodat die courant blijft. U behartigt nog steeds mijn belangen. Ik zal een brief naar uw chef sturen met de complimenten dat jullie mij als cliënt wisten te behouden. Anders krijgt u de schuld dat u een rekeninghouder bent kwijtgeraakt. En uw chef is Philippe Rousseau, nietwaar?’
Johnsons ogen puilden uit en ze zag hem in gedachten een rekensommetje maken: de schande om een vette cliënt te verliezen of toegeven aan een cliënt die hij niet vertrouwde. Uiteindelijk gooide hij zijn pen op het bureau.
‘Goed dan. Maar ik heb enkele uren nodig.’
‘Hoeveel?’
Hij trok zijn schouders op. ‘Vier, vijf misschien.’
‘Maak er drie van.’ Harry stond op. ‘Kan ik hier ergens wachten en een paar telefoontjes plegen?’
Johnson kwam achter zijn bureau vandaan en deed de deur links van hem open. Harry liep langs hem heen een kleine zijkamer in, gemeubileerd met stoelen en een bureau in Regency-stijl. Toen Johnson weg was pakte ze haar telefoon en belde Ruth Woods. Er werd niet opgenomen en ze liet een boodschap achter. ‘Ruth, met Harry. Ik heb iets wat de Profeet wil en ik ga het gebruiken om hem uit te schakelen. Je moet je contacten bij de politie benaderen. We moeten een valstrik voor die klootzak opzetten. Bel je me terug?’
Harry ijsbeerde door de kamer terwijl ze een plan bedacht. Ze probeerde niet te veel aan haar vader te denken. De politie moest nu wel ingeschakeld worden; ze had geen enkele andere keus meer. Maar één ding wist ze zeker: ze zou geen afstand doen van het geld.
Ze liep nog steeds door de kamer heen en weer toen Johnson eindelijk terugkwam. Al met al had hij maar twee uur nodig had. Hij bracht haar terug naar zijn kantoor en deed de deur dicht. Hij maakte een gebaar naar zijn bureau dat nu helemaal was leeggeruimd. Er stond alleen nog maar een grote zwarte koffer met wieltjes op.
‘Maak maar open,’ zei hij.
Harry aarzelde even en maakte toen de koffer open. Hij zat boordevol grote paarse bankbiljetten. De stapels waren zo groot als bakstenen en lagen netjes naast elkaar. De biljetten zagen er plat en schoon uit, alsof er iemand met een strijkbout overheen was gegaan. Harry pakte een stapeltje op en zag de lagen eronder. Net als een doos chocolaatjes, dacht ze. Ze voelde eraan en liet haar duim over de bovenkant glijden. De bankbiljetten leken wel van katoen, met tastbare patronen aan de randen. Langzaam legde ze het stapeltje terug bij de rest.
‘Wilt u het nog tellen?’ vroeg Johnson.
Harry schudde haar hoofd. Ze deed de koffer dicht en sloot hem af.
Johnson gaf haar een vel papier. ‘U moet dit formulier ondertekenen voor ontvangst.’
Harry zette met bevende vingers haar handtekening. Johnson zette ook zijn paraaf op de formulieren en gaf haar de kopieën, tezamen met een witte envelop.
‘Dat is de autorisatie van de bank. Daarmee kunt u probleemloos langs de beveiliging op de luchthaven en langs de douane.’
Harry bedankte hem, en stopte de envelop in haar tas. Ze spande haar spieren en tilde de koffer van het bureau af. Hij gaf een ruk aan haar arm en ze voelde de bons toen de stapels biljetten in de koffer verschoven. Ze trok het uittrekbare handvat uit en rolde de koffer naar de deur.
Johnson liep met haar mee door de gang en ging mee naar beneden tot aan de begane grond. Geen van beiden zei een woord. Ze liet hem in de lift achter en stapte de lobby in; de koffer trok ze achter haar aan. Toen duwde ze de deuren open naar buiten en stapte het zonlicht in met vijftien miljoen euro op zak.

50

Het vliegtuig zou bijna landen op Dublin Airport.

Harry greep de armleuningen van haar stoel stevig vast. Ze had al vierentwintig uur niet geslapen. Het kostte haar moeite haar ogen open te houden en ze hield de overige passagiers in de gaten. Ze moest toegeven dat niemand eruitzag alsof hij haar wilde vermoorden.

Tot nu toe was het goed gegaan. Niemand had haar tegengehouden op het vliegveld en niemand had gevraagd of ze haar koffer wilde openen. Ze keek uit het raampje naar de wolkensluiers die om de vleugel van het vliegtuig hingen. De piloot had laten weten dat er in Dublin een dikke mist hing. Ze spande haar vingers om de armleuning. Wat stond haar daar beneden nog meer te wachten?

Het vliegtuig landde volgens schema. Harry ging met de andere passagiers van boord en liep naar de bagageband. Haar koffers kwamen als laatste en ze haalde diep adem toen ze ze zag. Haar smeekbedes bij Nassau hadden het grondpersoneel niet kunnen vermurwen dat ze het als handbagage kon meenemen. Ze kreeg nog meer stress bij de gedachte dat ze haar bagage niet zelf in de gaten kon houden.

Ze tilde de zwarte koffer van de band, zette die op zijn wieltjes en slingerde haar vaders reistas over haar schouder. Ze keek snel om zich heen. Niemand belaagde haar en niemand probeerde haar de koffers af te nemen.

Op het damestoilet draaide ze de koude kraan open en spatte water op haar gezicht tot haar huid als verdoofd aanvoelde. Ze wierp een blik in de spiegel. De vermoeidheid had diepe paarse kringen onder haar ogen getrokken. De rest van haar gezicht stak er grauw bij af. Ze leek wel een ondervoede tiener, die geen schijn van kans maakte met een tegenstander als de Profeet.

Ze sloot haar ogen en voelde hoe ze stond te wankelen. Waarom had ze het geld niet overgemaakt, zoals ze eerst van plan was geweest? Waar was ze in vredesnaam aan begonnen? Toen schudde ze haar hoofd. Ze was gewoon moe, dat was alles. Ze had de juiste beslissing genomen. Dat geld was de enige reden waarom ze nog in leven was.

Harry keek de toiletruimte rond om zich ervan te vergewissen dat zij de enige was. Ze klikte de koffer open en keek door de spleet naar binnen. Het geld zat er nog in. Ze deed de koffer weer dicht. Toen schakelde ze haar mobiel in en belde Ruth. Voordat ze de Bahama’s had verlaten, had ze diverse keren geprobeerd om de journaliste te bereiken, maar steeds zonder resultaat. Waar hing ze verdomme uit? Harry voelde haar keel dichtknijpen. Ze kon dit niet in haar eentje.

Haar armen en benen begonnen te beven. Harry liet zich naast haar koffers op de vloer zakken en legde haar hoofd op haar knieën. Ze haalde een paar keer diep adem. Wat moest ze doen als iemand haar in de aankomsthal stond op te wachten? Ze huiverde en keek op haar horloge: halfeen ’s middags. Ze leunde weer tegen haar koffers en sloot haar ogen. Misschien moest ze hier gewoon even een poosje blijven. Hier kon niemand haar vinden.

Ze bleef er twee uur zitten, luisterend naar het gepiep van de bagageband als andere vluchten arriveerden. Buiten botsten de trolleys tegen elkaar en vrouwen liepen de toiletruimte in en uit. Harry’s bovenbenen werden gevoelloos op het harde metaal. Ze vroeg zich af hoe lang ze hier zo kon blijven zitten totdat iemand haar eruit kwam gooien.

Er kwam een groep van ongeveer twintig tieners het toilet in die in rap Spaans met elkaar rebbelden. Ze leken zo’n zeventien, achttien jaar oud. Ze verdrongen elkaar voor de spiegel, brachten hun make-up weer in orde en vulden de ruimte met hun geroddel. Het meisje dat zich het dichtst bij Harry bevond deed haar horloge af en frutselde met het knopje.

‘¿Es una hora más o una hora menos?’ Is het een uur eerder of een uur later?
Niemand hoorde haar boven het rumoer uit.
‘Es una hora menos,’ zei Harry. ‘Es 14.35.’
‘Gracias.’
Het meisje lachte. Haar ogen hadden de kleur van kaneel en ze had dik zwart haar.
Harry knipperde met haar ogen. Toen keek ze naar de rest van de groep, naar hun olijfkleurige huid, fraai gewelfde wenkbrauwen en donkere haar. Ze hees zich overeind, ging achter hen staan en bestudeerde haar spiegelbeeld. Volle, zwarte krullen, donkere ogen. Haar huid was bleker, maar voor de rest kon ze makkelijk in hen opgaan. Het was geen camouflage om over naar huis te schrijven, maar iets beters had ze op dit moment niet.
De meisjes verlieten de toiletruimte. Harry greep haar koffers en liep pal achter hen aan. Buiten was er een invasie van Spaanse studenten bij de bagagecheck. Ze vormden groepjes en Harry zorgde dat ze tussen hen in bleef lopen. Ze maakten een oorverdovend lawaai. De zwerm trok haar mee naar voren. Toen ze in de buurt van de aankomsthal kwam, hield ze haar hoofd omlaag en deed net alsof ze druk met haar koffers in de weer was. Haar maag verkrampte. Als er iemand op haar had staan wachten, was die toch inmiddels wel verdwenen?
Ze werd omringd door studenten die over de aankomsthal uit zwermden. Harry liet zich meevoeren. Het was erg druk op het vliegveld. Ze baande zich een weg door de menigte, hield haar ogen neergeslagen en verborg zich nog steeds tussen haar escorte. Niemand besteedde enige aandacht aan haar. Uiteindelijk bereikte ze de uitgang en weekte zich los van haar konvooi. Ze bleef stilstaan bij de parkeerbetaalautomaat en gooide met bevende handen een paar munten in het apparaat. Toen ze een blik over haar schouder wierp bevroor ze ter plekke.
Ingesloten in een menigte, op enkele tientallen meters bij haar vandaan, stond een lange man in een zwarte leren jas. Hij stond met zijn rug naar haar toe en hield een mobiele telefoon tegen zijn oor gedrukt. Ze kon zijn gezicht niet zien, maar het vlassige haar dat onder zijn muts vandaan piekte had ze overal herkend.
Een hete golf trok door haar lichaam. Ze had dat kapsel twee keer eerder gezien: een keer in de Dublin Mountains en een keer buiten de Arbour Hillgevangenis. Beide keren had ze het er nauwelijks levend van afgebracht.
De blonde man rekte zijn nek om over de mensenmenigte uit te kunnen kijken. Ze ving een glimp op van zijn bleke gezicht. Het stond strak gespannen en hij keek gejaagd. Harry hield haar adem in. Hij knikte terwijl hij naar iemand aan de andere kant van de lijn luisterde. Harry bewoog zich in de richting van de uitgang, haar koffer achter zich aan zeulend. De man trok een gezicht tegen de telefoon, mengde zich in het gedrang en liep bij haar vandaan in de richting van de aankomsthal.
Elke zenuw in Harry’s lichaam brulde dat ze moest rennen, maar ze hield zich in. Ze kon onzichtbaar blijven door zich onopvallend te bewegen. De deuren van de uitgang kwamen steeds dichterbij, terwijl ze haar ogen strak gericht hield op de rug van de man. Hij kwam door de drukte maar langzaam vooruit. Zijn mobiel zat nog altijd aan zijn oor vastgelijmd.
De automatische deuren gleden open. Ze deed er een stap naartoe en waagde nog een blik over haar schouder. Toen trok een andere gedaante aan de overkant van de hal haar aandacht. Hij draaide alle kanten op om de hele omgeving te kunnen zien. Ook hij hield een mobiel tegen zijn oor. Ze herkende hem aan zijn silhouet. Brede schouders, de bouw van een rugbyspeler. Het was Jude Tiernan.
Jude hield op met draaien. Hij staarde met samengeknepen lippen naar de man met het blonde haar. Toen gleed zijn blik naar Harry. Haar huid werd als van ijs. Hun ogen ontmoetten elkaar. Toen keek hij weer naar de blonde man en zei iets in zijn mobiel. De andere man draaide zich om en keek Harry recht in haar ogen. Zijn bleke ogen verorberden haar. Harry draaide zich om en stormde door de deur naar buiten.
Ze rende de weg over naar de parkeergarage, de wieltjes van haar koffer hotsten en botsten over straat. Ze zigzagde tussen de auto’s door terwijl de koffers aan haar armen trokken. Als ze haar auto maar kon bereiken. Snel scande ze de rijen met auto’s voor haar, maar ze zag nergens de rode Micra.
Haar hart bonsde in haar oren. Ze zwenkte naar rechts en holde de helling op naar de volgende verdieping. Haar voeten sloegen kletterend tegen het beton en de echo weergalmde tegen het lage plafond. Ze wierp een snelle blik over haar schouder. De blonde man rende met zwiepende armen en benen in de richting van de helling.
Waar was die snertauto van haar gebleven? Ze draaide zich om; het gewicht van de tas sneed in haar schouder. Misschien moest ze haar koffers maar lozen. Maar het geld dan? Als ze zich hier ooit uit redde had ze het nodig.
Achter haar klonken dreunende voetstappen. Harry sprintte naar de volgende helling. Terwijl ze ertegenop rende bracht de bagage haar uit balans. Een Mercedes reed haar van de andere kant tegemoet. Met gierende remmen bleef hij stilstaan, deinend op zijn vering op enkele centimeters bij haar vandaan. Ze snelde erlangs en rende naar de volgende verdieping.
Waar was ze twee dagen terug ook alweer geweest in deze garage: ze was als in een spiraal naar boven gereden en had met samengeknepen ogen tegen de zon naar een vrij plekje gezocht. Dat was het. Ze had haar auto op het dak geparkeerd.
De voetstappen achter haar klonken nu luider en sneller. Harry spande haar spieren en holde de laatste paar hellingen op. Haar benen voelden loodzwaar en de koffers rukten haar armen er bijna uit. Eindelijk stak het daglicht in haar ogen. Het dak was verlaten en er stonden alleen maar rijen geparkeerde wagens. Mist en wolken vermengden zich en legden er een grijze laag over. De Nissan Micra stond als een felrode spetter helemaal op het uiterste puntje.
Harry bukte zich en trok haar koffers tussen de auto’s door. Ze had kramp in haar vingers en polsen. Voetstappen dreunden op de grond en hielden toen op. Harry verstijfde. Ze bukte nog dieper en luisterde. Toen boog ze zich helemaal naar voren zodat ze onder de auto’s kon doorkijken. Iemand op gymschoenen sloop parallel aan haar tussen de auto’s door. Hij was maar twee rijen bij haar vandaan.
Harry kroop naar de laatste rij auto’s en bleef zo laag mogelijk bij de grond. Om de paar meter keek ze naar de gymschoenen. Ze achtervolgden haar nog steeds. Ze snelde naar de Micra en liet toen noodgedwongen haar bagage los – ze had krampaanvallen in haar armen gekregen. Ze vond haar autosleutels. Haar trillende vingers waren verstijfd. Ze stak de sleutel in het slot en deed het autoportier open. Ze kwam een stukje overeind, maar hield haar hoofd laag. Haar knieën kraakten als brandhout. Ze duwde de deurgrendel naar beneden en luisterde of ze voetstappen hoorde. Niets.
Langzaam trok ze de deur open. Haar gezicht vertrok van angst dat ze geluid zou maken. Ze zag haar eigen bang vertrokken spiegelbeeld in het raam. Wilde haren en een spierwit gezicht tegen een donkere achtergrond. Toen bewoog er iets op die achtergrond. Harry sperde haar ogen wagenwijd open. Achter haar was een tweede spiegelbeeld opgedoemd: asgrauw gezicht, zwarte muts, piekend albinohaar.
Hij had haar te pakken voor ze zich kon omdraaien. Hij trok haar achterover aan haar haar en sloeg haar gezicht tegen de autodeur. Harry voelde haar hersens tollen en kreeg haar ogen niet meer open. Hij drukte haar met zijn lichaam tegen de auto. Hij was hard en pezig en zijn lijflucht was intens. Ze schopte achteruit maar raakte niets. Hij greep haar hoofd weer vast, met twee handen deze keer, en sloeg het tegen het dak van haar auto. De pijn schoot door haar schedel. Haar knieën begaven het en ze zakte met draaierig hoofd in elkaar tegen de Micra.
Hij sjorde haar overeind en rukte haar armen naar achteren. Koud staal gleed over haar polsen en ze hoorde een mechanische klik en toen sneed het staal diep in haar vlees. Hij trok iets ruws over haar hoofd zodat ze niets meer kon zien. Grove, kriebelige jute. Ze hoorde hoe de autodeur werd geopend. Toen gaf hij haar een harde duw en ze viel voorover op de achterbank. Ze probeerde overeind te komen, maar voelde zich zo misselijk dat ze zich languit op de vloer liet vallen. Haar schouders zaten tussen de stoelen geklemd en de pijn in haar armen was ondraaglijk.
Er plofte iets zwaars naast haar op de bank. De koffers.
De autodeuren werden dichtgeslagen. De motor werd gestart en de Micra schoot naar voren met harde schokken die ze door haar armen voelde trekken. Haar hoofd tolde en ze begon langzaam haar bewustzijn te verliezen. Beelden van Jude Tiernan gingen als een diashow door haar gedachten: Jude tijdens de vergadering bij kwc die hij niet had hoeven bijwonen; Jude in de White’s Bar waar hij pretendeerde haar te helpen om Felix te vinden; Jude op het vliegveld die zijn dodelijke opdrachten via zijn mobiel doorgaf.
Haar hoofd tolde. Ze had hem nooit moeten vertrouwen.

51

Harry kwam hoestend bij haar positieven. Haar keel voelde ruw aan en het was alsof haar neusvleugels in brand stonden. Ze kon niets zien. Er hing iets nats en zwaars over haar gezicht. Ze haalde adem door haar neus. Scherpe dampen teisterden haar reukvermogen en maakten haar draaierig. De geur was verstikkend en deed haar aan aanmaakblokjes denken. Toen drong het tot haar door. Jezus. De zak om haar hoofd was in benzine gedrenkt.

Ze probeerde adem te halen, maar moest kokhalzen van de penetrante walm. Haar nek en schouders deden pijn. Ze lag op haar zij en haar armen waren nog steeds op haar rug geboeid. De grond onder haar was hard, daardoor wist ze dat ze zich niet meer in de auto bevond. Ze draaide haar hoofd en probeerde de kap opzij te krijgen. Een klein stukje ervan verschoof tot over haar bovenlip, zodat ze wat beter kon ademhalen. Ze zoog de lucht diep in haar longen en probeerde niet te hyperventileren.

Ergens voor haar klonk een krassend geluid. Toen was het weer stil. ‘Wie is daar?’ riep Harry.
Ze haatte de manier waarop haar stem trilde. Er kwam geen antwoord.

Ze durfde zich niet te bewegen uit angst dat de kap weer over haar mond zou glijden. En daar was het weer: een krakerig geluid dat werd gevolgd door een zacht gesis. Haar lichaam verstijfde. Mijn god. Hij was lucifers aan het afstrijken.

Harry likte langs haar lippen: de bijtende benzine brandde op haar tong. ‘Wat gebeurt daar?’
‘We wachten af.’ Zijn stem klonk raspend en wreed. Hij bevond zich dichtbij.
Ze schraapte haar keel en probeerde ongevaarlijk te klinken. Dat was niet zo moeilijk. ‘Kun je op zijn minst die kap weghalen?’
‘Pas als hij er is.’
‘En hoe lang duurt dat nog?’
‘Niet lang meer. Hij heeft ons vanaf het vliegveld gevolgd.’ Alweer dat schrapende geluid. Waarom was hij die lucifers aan het afsteken? Blies hij ze weer uit? Gooide hij ze naar haar toe? Als die kap vlam zou vatten, zou haar hoofd gevangen zitten in een krans van vlammen terwijl zij met haar armen geboeid op haar rug lag. Ze voelde een schreeuw opwellen en beet op haar kiezen. Dit was niet het moment om hysterisch te worden. Ze moest weg zien te komen voordat Jude er was, anders had ze het met twee mannen te stellen.
Ze zoog haar longen vol met lucht.
‘Kunnen die handboeien dan af?’ Ze boog haar rug en ging met haar vingertoppen over de vloer achter haar. Alleen maar droge klei.
‘Pas als hij dat zegt,’ antwoordde hij.
Ze stak haar rechterbeen uit, alsof ze haar kuitspieren wilde strekken. ‘Doe je altijd wat hij zegt?’
Ze voelde met haar voet, maar daar was niets. Hij streek weer een lucifer af en haar been bleef stil in de lucht hangen. Hij gaf geen antwoord op haar vraag.
‘Laat me raden,’ zei ze. ‘Ik durf er wat onder te verwedden dat jij alle rotklusjes opknapt terwijl hij het geld opstrijkt. Werkt het zo tussen jullie?’
Nog altijd geen antwoord. Ze waagde het haar been opnieuw te bewegen en onderzocht de grond achter haar. Haar voet stuitte op iets hards. Ze duwde ertegenaan. Het gaf enigszins mee, maar niet veel. Misschien was het wel een houten hek.
‘En wat win jij ermee dan?’ Ze hoorde dat ergens een dop vanaf werd geschroefd, en haar been verstijfde.
‘Er wordt goed voor me gezorgd,’ zei hij.
‘Je kunt ook gewoon de centen pakken en de benen nemen. Waarom doe je dat niet? Het geld ligt hier. Ik kan je niet tegenhouden en ik weet niet eens wie je bent.’
Er klonk een zacht geritsel en ze voelde dat hij dichterbij kwam. Er klotste iets. Zonder waarschuwing vooraf werd er een golf koude vloeistof over haar borst gegoten. Hijgend rolde ze op haar buik. De geur van benzine was overweldigend. Hij bleef doorgieten totdat ze was doordrenkt. Haar kletsnatte shirt plakte aan haar huid.
De hoosbui hield op en ze hoorde dat de dop weer op de fles werd geschroefd. Hij streek nog een lucifer af. Toen lachte hij, een zacht snuivend geluid dat door zijn neus kwam.
Harry huiverde. Die rotvader van haar. Waarom had hij haar niet geholpen? Hield hij soms niet genoeg van haar? Ze had naar de politie moeten stappen en hem laten wegrotten in die gevangenis in plaats van hem proberen te beschermen. De schreeuw die ze eerder had onderdrukt kwam weer naar boven en dreigde los te breken.
Iets siste in haar oor en doofde toen weer. Ze rook haar eigen lucht, de benzinedampen die als een aura om haar heen hingen. Hoe dicht kon een vlam daar eigenlijk bij in de buurt komen voordat ze in de hens zou vliegen? Ze dacht aan Felix Roche die in zijn eigen huis was geroosterd en ze moest bijna weer kokhalzen.
‘Dus je gaat me in brand steken?’ vroeg ze. ‘Net als Felix Roche?’
‘Ik weet hun namen nooit.’ Hij klonk enigszins verward. ‘Ik weet de jouwe ook niet.’
Ze stikte bijna in haar eigen geur. Zou hij haar nog steeds vermoorden als hij haar naam wist?
‘Harry,’ zei ze. ‘Ik heet Harry.’
Ze trok een gezicht vanwege haar eigen jengeltoontje en balde haar vuisten achter haar rug.
‘En ik heb nog een paar namen voor je,’ vervolgde ze. ‘Jonathan Spencer. Dat was bijna negen jaar geleden. Vlak bij het ifsc. Ken je hem nog? En mijn vader. Sal Martinez. Je hebt vorige week geprobeerd om hem bij Arbour Hill te vermoorden.’
‘Het ifsc. Die weet ik nog wel. Daar kwam veel bloed bij kijken.’ Hij viel even stil. ‘Maar je hebt ongelijk wat betreft Arbour Hill. Ik probeerde hem niet te vermoorden.’ Hij stak weer een lucifer aan. ‘Ik probeerde jou te vermoorden.’
Harry hapte naar adem. Was zij het doelwit geweest?
De man vervolgde: ‘Hij zag wat ik van plan was en duwde jou opzij.’ Hij streek nog een lucifer af. ‘Jammer dat hij er nu niet is om je te beschermen, hè?’
Harry zag in gedachten die verlaten straat voor de gevangenis. De jeep kwam dichterbij en haar vader sprong weg. Ze herinnerde zich zijn verbijsterde gezicht. Voor het eerst bedacht ze dat hij zich voor de jeep had geworpen, niet ervandaan; dat hij haar had weggeduwd om haar te beschermen en niet tegen haar aan was gesmakt. Voor het eerst bedacht ze dat hij haar leven had gered.
Een hete kramp trok door haar borst en opeens voelde ze zich weer een kind dat in haar vaders armen gewiegd wilde worden.
Vlakbij klonk het geluid van een automotor; toen werd hij stilgezet. Een portier werd opengeslagen. Voetstappen kwamen haar kant op, tikkend op het beton, en toen streken ze langs iets zachts. Even was het stil. Toen trok iemand de kap van haar hoofd.
Harry knipperde tegen het licht en haar ogen brandden van de benzinedampen. Ze lag op een smal kleipaadje met haar wang in de modder. Ze keek op naar de blonde man die naast haar stond. Hij had een grote fles benzine in zijn hand, die nog voor twee derde vol was. Aan zijn voeten stond een glazen kom die was gevuld met kartonnetjes lucifers. En op de grond naast haar gezicht, een paar centimeter bij haar neus vandaan, lagen een heleboel afgestreken lucifers.
Ze werd koud vanbinnen. Ze zoog haar longen vol frisse lucht en de kruidige geur kwam haar vreemd bekend voor. Ze rekte naar nek om achter zich te kunnen kijken. Het houten hek bleek een hoge haag te zijn die langs een wirwar van paden slingerde. Iets klikte er in haar hersens. Toen keek ze omhoog. Overal om haar heen torenden heggen boven haar uit, zwaar en dichtbegroeid, hoger dan de muren van de gevangenis. Voor en achter haar vormden ze kringen en lussen en ze omsloten haar als een donkere groene tunnel. Harry huiverde. Ze begreep waar ze was.
Ze bevond zich in een gigantisch labyrint.

52

‘Ik heb altijd al geweten dat je mij naar het geld zou brengen,

Harry.’ Ze draaide haar hoofd met een ruk om. Dillon stond voor haar. Hij had een pistool in zijn handen.
Ze staarde hem aan, versuft. ‘Dillon?’
‘Had je maar vertrouwen in me gehad.’ Zijn stem klonk vriendelijk. ‘Ik

wachtte af, maar je bleef me op een afstand houden.’

Ze probeerde rechtop te gaan zitten. Pijnscheuten golfden door haar schouders en ze zonk weer terug naar de grond. Haar hoofd zal vol watten.

‘We hadden een team kunnen vormen,’ zei hij. ‘Dan hadden we samen het geld kunnen opsporen.’
Ze kneep haar ogen samen. De mist dreef als een rookwolk om hem heen. Hij was geheel in het zwart gekleed, net als de eerste keer dat ze elkaar ontmoetten. Zijn lippen waren in een geheimzinnig glimlachje gekruld.
‘Ik snap het niet,’ stamelde Harry.
‘Volgens mij wel.’ Hij hield zijn wapen losjes vast, de loop op haar middenrif gericht. Ze staarde er gebiologeerd naar. Dit was voor het eerst dat ze een pistool zag.
Goeie God. Dillon. Haar kalverliefde. Haar werkgever. Haar minnaar. Ze huiverde. Toen viel haar oog op de koffers aan zijn voeten: haar vaders reistas en de zwarte koffer van de Rosenstock Bank. De koffer was open en onthulde stapels paarse bankbiljetten.
Dillon volgde haar blik, deed een stap terug en liet zich op een knie naast de koffer zakken. Hij stak zijn handen diep in de lagen bankbiljetten en trok er drie dikke stapels waarmee hij onder zijn neus wapperde. Hij snoof. Toen stond hij weer op, gooide ze terug in de koffer en trapte hem dicht.
‘Je had gewoon dat geld moeten overmaken, zoals ik je had gevraagd,’ zei hij. ‘Kijk nou wat voor puinhoop je ervan hebt gemaakt.’
Hij gaf een venijnige trap tegen haar vaders reistas. Harry kromp in elkaar en week zover mogelijk naar achteren. Hij schopte er nogmaals tegenaan. Zijn gezicht was vertrokken. Het canvas scheurde op de naden en er kwam iets uit gerold: haar crèmekleurige zijden jurk en haar vaders pokerdoos.
De blonde man pakte de jurk op en drukte die tegen zijn gezicht. Toen haalde hij ook uit en trapte tegen haar buik. Ze schreeuwde en klapte dubbel, haar maagstreek verkrampt van pijn. Jezus! Die twee waren serieus met hun plannen. Ze gingen haar echt vermoorden. Ze kromde haar schouders en wachtte de volgende schop af. Dillon trapte tegen haar vaders pokerdoos, die over de grond vloog. Harry staarde naar de deuk die hij erin had gemaakt, en balde haar vuisten. Verdomme. Ze ging hier niet gewoon liggen wachten op haar dood.
Ze slikte. ‘Ik dacht dat de Profeet een bankier was bij JX Warner. Wat is jouw plek in dit geheel?’
De blonde man wilde haar weer schoppen, maar Dillon wuifde hem terug met zijn pistool.
‘Mijn plek is boven aan de top,’ zei hij. ‘Ik was gedurende twee jaar hoofd it-beveiliging bij JX Warner. Ik had meer toegang tot vertrouwelijke informatie dan welke investeringsbankier ook.’
Hij glimlachte en veegde zijn voorhoofd af met zijn mouw. Achter hem kon ze door de mistbanken het rode vlaggetje zien dat de entree van het labyrint markeerde. Het was maar tien meter bij haar vandaan, maar het had net zo goed tien kilometer kunnen zijn.
‘Leon Ritch heeft me op het idee gebracht, al wist hij dat zelf niet,’ vervolgde Dillon. ‘Hij werd na enkele schimmige deals bij JX Warner ontslagen. Ik heb meegeholpen om de bewijslast tegen hem te verzamelen; al die compromitterende mailtjes en documenten die hij had achtergelaten. Een bankier met flexibele normen en waarden: dat was precies wat ik nodig had.’
‘En mijn vader dan?’ Harry keek omhoog naar de haag. Die was zo’n vier meter hoog en nog lastiger om doorheen te komen dan schokbeton. ‘Wanneer heb je hem gerekruteerd?’
‘Het was eigenlijk Leons idee om de zaken uit te breiden. Meer bronnen betekende meer geld. Ashford kwam als eerste, toen Spencer, toen jouw vader.’
‘En Jude Tiernan?’
Dillon trok zijn wenkbrauwen op. ‘De man van de ethiek? Geen schijn van kans. Hij had ons allemaal aangegeven.’
Harry fronste; in gedachten zag ze Jude weer op het vliegveld de menigte inspecteren. Shit. Hij had geprobeerd haar te helpen, niet om haar te vermoorden.
Dillon ging voor haar staan en blokkeerde het zicht op de uitgang. Al zou ze weg kunnen rennen, dan nog kon ze alleen maar dieper het labyrint in.
Hij knielde naast haar neer en liet zijn blik over haar heen glijden. Hij stak zijn hand uit alsof hij haar gezicht wilde aanraken, maar veranderde van gedachten. ‘Denk je eens in hoe ik me voelde toen een van Leons bronnen de vader van de Pirata bleek te zijn.’
Harry dacht na. ‘Dus je hebt me niet voor Lúbra in dienst genomen. Je hebt me gebruikt om het geld te pakken te krijgen.’
‘Zo begon het wel, ja.’ Hij sloeg zijn ogen neer. ‘Ik dacht dat jij je vader wel zou overhalen om mij het geld te geven, als ik je maar voldoende de stuipen op het lijf joeg. Maar je was zo vastbesloten om hem zelf op te gaan zoeken. Ik had dat moeten zien aankomen, denk ik.’
‘Je hebt me wel degelijk de stuipen op het lijf gejaagd. Ik had wel dood kunnen gaan daar op die verdomde rails.’ Ze wierp een blik over haar schouder. Achter haar splitste het pad zich in drieën. Ergens moest nog een andere uitgang zijn. Maar welke kant was dat op?
‘Cameron heeft zijn instructies voor het metrostation ietwat uitgebouwd.’ Dillon wuifde met zijn pistool. ‘Je hebt al kennisgemaakt met mijn broer Cameron, toch?’
Harry draaide haar hoofd met een ruk om en staarde naar de blonde man met zijn bleke huid en afhangende schouders. Hij hield zijn ogen strak op Dillon gericht, als een misbruikt monster dat orders afwacht. Ze keek naar Dillons donkere trekken en zijn achteloze elegantie. Toen trad haar rechterhersenhelft in werking en kon ze de puzzel afmaken. Dillon had verteld dat hij was geadopteerd. Dit was de verwaarloosde jongere broer die in de gevangenis was beland. ‘En hoe zat het met zijn instructies voor Arbour Hill? Hij probeerde me te vermoorden, nietwaar?’
Dillon hees zich overeind en draaide zich om. ‘Het hielp niet om jou angst aan te jagen. Sal wilde geen afstand doen van het geld.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Wat voor vader ben je als je je eigen dochter niet wilt helpen?’
Harry wilde haar vader verdedigen, maar welk nut zou dat hebben? Ze legde haar wang op de zandgrond. Ze had een stijve nek van het omhoogkijken. Ze pijnigde haar hersens naar een mogelijkheid om uit dat labyrint te komen. Allerlei zinnen buitelden rond in haar hoofd: de regel van de linkerhand; wat is wijsheid hier; menseneter Minotaurus; half man, half stier. Die koning Minos en zijn labyrint konden het lazarus krijgen.
‘Ik moest Sal wel waarschuwen en druk op de ketel zetten…’ Dillon liet zijn hoofd hangen en stond nog steeds met zijn rug naar haar toe. ‘Hij moest weten dat ik in staat was om iets te vernietigen dat hem dierbaar was.’
Haar hart sloeg over. ‘Alleen ging dat mis, hè? Hij belandde in het ziekenhuis in plaats van ik.’
Hij was even stil en draaide zich toen naar haar om. Toen hij weer sprak was zijn stem zacht. ‘En daar was ik blij om.’
Hij slikte en keek naar het pistool in zijn hand. Toen duwde hij de loop in haar gezicht. Harry tilde haar hoofd op. Nog niet! Haar hart bonsde. Vraag hem nog iets. Wat dan ook!
‘En hoe zit het met Leon?’ Haar mond was droog. ‘Krijgt hij nu zijn deel van het geld?’
‘Leon krijgt helemaal niks. Hij maakte de fout om die kale neet op me af te sturen. Hij kwam te dichtbij.’ Hij knikte naar zijn broer. ‘Cameron heeft hem voor zijn rekening genomen.’
‘Je hebt hem laten vermoorden?’
‘Hij was een zak stront. Hij zou de schuld krijgen als er iets mis zou gaan en dat was zijn enige rol. Ik heb ervoor gezorgd dat zijn vieze vingerafdrukken overal op zitten.’
Harry dacht aan het huisadres van Leon dat bij de gegevens van haar bank stond; het rekeningafschrift dat naar zijn flat was gestuurd; de privédetective die geprobeerd had haar op te sporen. Dillon had gelijk: alle sporen kwamen bij Leon uit.
‘Dus jij hebt mijn bankrekening gehackt,’ zei ze.
Hij glimlachte. ‘Dat was een leuke klus. Vooral toen je me het geld beloofde en ik het daarna weer liet verdwijnen.’
Er klikte weer iets in Harry’s hoofd. De inbraaktest van de Sheridan Bank. Het was allemaal volgens een vooropgezet plan verlopen. Dillon wist dat zij daar een rekening had lopen; hij betaalde haar salaris, godbetert. En hij wist dat ze bij wijze van visitekaartje altijd een rat achterliet, een opzetje voor een geheime achterdeur om de opschoningsprogramma’s van de bank te testen. Maar Dillon had de rat buiten het rapport van Imogen weten te houden. Hij wilde niet dat er iets opgeschoond zou worden.
Hij deed een stap in haar richting en richtte het wapen tussen haar ogen. Zijn hand beefde een beetje. Van zo dichtbij zag zijn gezicht grijs en er stonden lijnen in die ze nog niet eerder had gezien. Ze moest denken aan de toegewijde jongen van een jaar of eenentwintig die tegen haar had gepraat over de zoektocht naar de waarheid.
‘Wat is er met je gebeurd, Dillon?’ fluisterde ze. ‘Was al dat geld van dot.com nog niet genoeg voor je?’
Zijn kaak verstrakte. ‘De tering met dot.com. Iedereen in dit land werd van de ene op de andere dag miljonair, behalve ik. Ik heb nooit een kans gehad.’ Zijn ogen stonden nu wazig. ‘Toen ik nog jong was, was ik overal de beste in. De beste van allemaal. Ik had meer talenten dan wie ook. De grote carrière, de hoog aangeschreven computertechneut met het monstersalaris. Hoe kon het dat ik de loser werd in dit alles? Jij begrijpt zoiets niet, of wel, Harry?’
Ze beet op haar lip. ‘Dus je verhaal over dot.com was een maskerade?’
Hij knikte. ‘Net als Lúbra Securities. O, het begon heel legitiem, hoor. Maar wie zou er ooit nog winst kunnen maken nadat we allemaal door dot.com te grazen waren genomen? Ik ging vorig jaar bijna failliet.’ Zijn neusvleugels trilden. ‘Zodoende ging ik nadenken over die Sohoran-deal, en al het geld dat Sal voor mijn neus had weggekaapt. Dat geld was van mij en ik wilde het terug.’
Zijn blik ontmoette de hare en hij schonk haar zijn scheve glimlachje. Heel even werden zijn ogen zacht. Toen boog hij zich naar voren, legde zijn vingers onder haar kin en tilde haar gezicht op. Ze huiverde bij zijn aanraking en herinnerde zich hoe hij die ene nacht haar lichaam met zijn mond had geproefd. Ze werd misselijk.
‘Het is niet te laat voor ons tweeën, Harry,’ fluisterde hij. Zijn ogen stonden verhit en zochten haar gezicht af. ‘Toch?’
Harry slikte. Glimlachte. Doe alsof. Hoe moeilijk kon het zijn? Ze deed haar mond open om hem antwoord te geven en liet zijn ogen even los. Dat was verkeerd. Dillon draaide haar kin om en duwde haar hoofd opzij.
‘Je moet nooit tegen me liegen, Harry.’ Toen liep hij naar Cameron en richtte het pistool weer op haar gezicht; hij hield het wapen stevig met twee handen vast. ‘Zet haar overeind.’
‘Je zei dat ik haar een poosje mocht hebben,’ zei Cameron.
‘Dat gaat ook gebeuren. Maak haar handboeien los.’
Cameron hees Harry omhoog aan haar armen totdat ze stond. Het bloed suisde in haar oren en ze stond te wankelen op haar benen. Er dreunde iets in de verte. Cameron klikte de handboeien los en ze kon haar armen, die stijf en verdoofd waren, uit elkaar doen.
‘Dank je,’ zei ze en ze wreef over haar polsen. Wat haatte ze die onderdanigheid in haar stem.
‘Dat deed ik niet voor jou.’ Dillons ogen stonden koud en zijn glimlach was verdwenen. ‘Handboeien zijn gewoon moeilijk uit te leggen op plaatsen waar een ongeluk is gebeurd.’
‘En een lichaam dat overgoten is met benzine niet?’ Ze wierp een blik op het pad achter haar. Ze zou met een stap of drie, vier de hoek om kunnen zijn. Hoelang zou hij nodig hebben om de trekker over te halen?
Dillon trok zijn schouders op. ‘Dat maakt verder weinig uit. Hier komt toch niemand je zoeken.’
Het gedreun in de verte werd steeds luider; het kwam van boven. Harry keek omhoog. Er hing een ondoordringbare, dikke mist.
‘Ongelukken zijn Camerons specialiteit,’ zei Dillon. Hij moest zijn stem verheffen om boven het lawaai uit te kunnen komen. ‘Sinds hij onze moeder van de trap af heeft geduwd. Ik vond hem op de bovenste trede, zo stoned als een garnaal. Ik heb hem geholpen om het zo te ensceneren, want hij kon zelf niet meer nadenken. Sindsdien is hij zijn schuld bij me aan het aflossen, toch, Cameron?’
Cameron drukte de fles benzine tegen zijn borst en staarde naar de grond. Er stak een plotselinge windvlaag op. Harry kreeg stof in haar ogen en het kabaal boven hen overstemde alles.
Plotseling brak een hemelsblauwe helikopter door de nevel. Een krachtige windstroom rukte aan Harry’s kleren en deed haar achteruit deinzen. De hagen bogen door en leken elk moment te kunnen breken. Dillon dook in elkaar en schermde zijn gezicht af met zijn arm. Toen herstelde hij zich en zwaaide het pistool weer in haar richting. De helikopter kwam op hen af. Aan een kant hing een touw en Judes brede bovenlichaam vulde de hele cockpit.
Harry voelde haar hart opspringen. Jude trok zijn koptelefoon af en schreeuwde iets naar haar, maar hij werd overstemd door het harde geluid van de propeller. Hij wees naar het touw en liet de helikopter zakken. Zelfs vanaf de grond zag ze dat Judes ogen wijd opengesperd waren en zijn gezicht lijkbleek.
Harry keek snel naar Dillon. De loop was recht tussen haar ogen gericht. Ze kon zijn adamsappel zien bewegen en zijn vingers spanden zich om de trekker. De helikopter hing pal boven hen, het slingerende touw was maar een paar meter bij haar vandaan. Dillon zou haar doodschieten voordat ze één stap had kunnen zetten.
Plotseling draaide Dillon zich om en begon op de helikopter te schieten. De kogels doorboorden het pantser met een staccato van metalen, ketsende geluiden. De helikopter ging scheef hangen en zakte toen omlaag. Dillon vuurde nog meer kogels af. Het toestel schokte en de achterkant braakte zwarte rookwolken uit. Toen zwenkte hij naar links en vloog over het labyrint, waarbij de buik de top van de heggen schampte. Het touw en de rook sleepten erachteraan als rafelige draden.
Dillon nam hem nogmaals onder vuur. Dit keer aarzelde Harry niet. Met twee stappen was ze bij de splitsing en vloog het linkerpad op. Ze botste tegen hagen en sloeg blinde hoeken om. Ze hoorde nog een knetterend kogelsalvo, en daarna viel het geluid van de helikoptermotor stil. Opeens verscheen hij scheefhangend boven haar en verdween toen in het labyrint. De propellerbladen sloegen tegen de hagen en snoeiden erdoorheen als een reusachtige blender. Omdat de bladen te diep doordrongen werd het metaal aan stukken gescheurd en vloog alle kanten op. De helikopter kapseisde en stortte met een bulderend lawaai achter een rij heggen neer.
Gedurende enkele seconden bleef het stil. Geen motor meer, geen draaiende propeller. Harry rende radeloos door over het pad. Wat had ze aangericht? Toen hoorde ze een ontploffing en het onmiskenbare geluid van vlammen. Goeie God. Als Jude dood was, was dat haar schuld.
Ze liep tegen een heg aan. Een kruising. Shit, welke kant moest ze op? Haar borstkas brandde en het was alsof ze heftige koorts had. De regel van de linkerhand. Hou je linkerhand tegen de zijkant en blijf die koers volgen. Maar liep ze dan niet gewoon rondjes? Achter haar hoorde ze voetstappen. Ze legde snel haar linkerhand tegen de heg en sloeg het linkerpad in. Hier was het smaller en het gebladerte versperde haar aan alle kanten de weg. Haar adem gierde door haar keel. Blijf doorrennen!
Ze holde in cirkels, bleef het pad aanhouden en liep als in een spiraal tegen dode hoeken aan. Ze dook de ene tunnel na de andere in en draaide rond tot ze er duizelig van werd.
Toen hield het geslinger op. Het pad werd breder en rechter. Het gebladerte was hier minder dik. De lucht was frisser, net als in een bos, en de hemel lichter. Recht voor haar zag ze een opening die was gemarkeerd door een blauwe vlag. Het leek daar breder dan bij de andere doorgangen. Ze rende eropaf. Toen hield ze haar adem in en bleef stokstijf staan.
Ze bevond zich op een cirkelvormige, open plek die de grootte had van een cricketveld. Jude lag met zijn gezicht in het gras op enkele meters bij haar vandaan. Haar maag trok samen. Iets verderop lag zijn brandende helikopter waar hij zich nog uit had kunnen redden. Naast de helikopter stond een standbeeld van zo’n drie meter hoog. Het was een gigantische zwarte krijger. Hij hield een speer vast; zijn houding was fier en vastberaden en zijn schouders breed en sterk. Maar de kop was een lelijke mutatie op zijn dikke, zwarte nek. Het was de kop van een dolgedraaide stier.
Harry sloot haar ogen. Dillons Minotaurus. Ze was recht naar het hart van zijn verdomde labyrint gerend.
‘Het is voorbij, Harry, geef het maar op.’
Rechts van haar stapte Dillon door een opening in de heg het veld op. Hij hield nog steeds het pistool vast. Achter haar ritselde iets. Ze draaide zich met een ruk om. Cameron verscheen in de entree, met de benzine in zijn ene hand en de zwarte koffer in zijn andere. Harry deinsde terug totdat ze naast Jude stond. Cameron kwam achter haar aan; zijn bleke ogen waren gefixeerd op haar gezicht. Dillon hield hen allebei in de gaten, terwijl hij enkele passen naar voren deed.
De hitte van de vlammen schroeide door Harry’s shirt heen. De helikopter was vlak bij haar. Ze wasemde benzinedampen uit en ze rook het nu sterker dan ooit. Als ze nog dichter bij het vuur zou komen, zou ze als een lucifer in brand vliegen. Ze strompelde achteruit totdat ze tegen het standbeeld van de Minotaurus botste; de solide stenen sokkel voelde koel aan in haar nek. Cameron sloot haar in. Ze voelde zijn hete adem op haar gezicht. Hij duwde de koffer opzij en begon de dop van zijn fles af te schroeven.
‘Cameron!’ Dillon deed een stap naar voren. ‘Niet zo dicht bij het geld. Gooi die koffer naar me toe!’
Maar Cameron leek in trance. Zijn mond zakte open en zijn ademhaling werd traag. Harry sperde haar ogen wijd open toen hij een hand in zijn broekzak stopte en een aansteker tevoorschijn haalde.
‘Cameron!’ Dillon richtte zijn wapen nu op hem. ‘Doe wat ik zeg!’
Cameron stak de aansteker aan en er schoot een hoge vlam uit. Hij hield hem dicht bij Harry’s gezicht. Ze rukte zich los en liep om de sokkel heen. Toen zag ze Jude in beweging komen en zich op de knieën hijsen. Zijn shirt was rood van het bloed en zijn linkerarm hing in een vreemde hoek van zijn lichaam af. Dillon draaide zich om en richtte het pistool op hem.
‘Blijf liggen!’
Jude tilde zijn hoofd met een ruk omhoog en bevroor ter plekke. Zijn huid zag er rauw en verbrand uit. Cameron wierp een blik over zijn schouder naar Jude en op hetzelfde moment deed Harry een greep naar de koffer. Ze drukte hem tegen haar borst. Haar hart bonsde tegen het stevige oppervlak.
Cameron scheen het niet in de gaten te hebben. Hij kwam weer dichterbij en hield de fles boven Harry’s hoofd. Hij goot benzine over haar heen alsof hij haar doopte. De koude vloeistof stroomde langs haar gezicht en hals en droop over de zwarte koffer. De vlam van de aansteker beefde als een slang die vlees rook.
Er klonk een schot. Harry sprong op en hield haar adem in, in afwachting van de pijn. Ze hoorde Jude schreeuwen. Cameron trok zijn wenkbrauwen op.
‘Weet je dat de dood van mijn moeder niet echt een ongeluk was?’ Dillons stem klonk verstikt. ‘Hij heeft haar niet vermoord.’
Cameron fronste zijn wenkbrauwen en wankelde een beetje. Harry’s oren suisden nog na van het pistoolschot.
‘Ik heb het hem wijsgemaakt,’ zei Dillon. ‘Hij was zo stoned dat hij er zich later niets meer van kon herinneren.’
Cameron staarde over Harry’s hoofd in de verte. In zijn linker ooglid trilde een klein spiertje.
‘Daarna kon ik hem laten doen wat ik wilde,’ zei Dillon.
Cameron liet zijn schouders hangen. Toen klapte hij zwaar als een lawine tegen Harry aan, die door zijn gewicht tegen het standbeeld werd gedrukt. Ze schreeuwde, viel op de grond en liet de koffer los. Cameron viel boven op haar en perste de lucht uit haar longen. Ze werkte zich bevend onder hem vandaan. Cameron bleef languit in het gras liggen. Op zijn rug zag ze een steeds groter wordende rode plek. Harry sloeg beide handen voor haar mond om haar gil te smoren.
‘Gooi het geld naar me toe, Harry, dan is het allemaal voorbij!’ schreeuwde Dillon.
Harry tilde met een ruk haar hoofd omhoog. De sokkel blokkeerde haar uitzicht zodat ze hem niet kon zien. Ze keek naar de koffer en toen naar de halfvolle fles benzine in Camerons hand.
‘Harry?’
Ze hoorde zijn voeten door het gras slepen terwijl hij rond het standbeeld liep. Haar hartslag versnelde. Ze greep de fles brandstof. Toen deed ze de zwarte koffer open en hield de fles er ondersteboven boven. Hij liep tergend langzaam leeg. Schiet op, schiet op. Nadat ze de flacon had leeggegoten, sloot ze de koffer. Ze keek weer op, recht in de loop van Dillons pistool.
‘Gooi die tas naar me toe.’
Het zweet droop in straaltjes van zijn gezicht. Zijn ogen gleden naar Camerons lichaam op de grond en hij wendde snel zijn blik af. Vlak achter hem maakte de helikopter krakende geluiden; vonken spatten als vuurwerk omhoog.
Harry hees zich overeind en tilde de koffer met beide armen omhoog. Hij was nu nog zwaarder dan eerst en haar armen trilden. Ze keek over haar schouder. Jude keek met wijd opengesperde ogen toe. Ze keek weer naar Dillon. Zijn gezicht was wit.
‘Je bent hier niet aan gewend, hè?’ hijgde ze. ‘In de regel lossen andere mensen jouw vuile zaakjes op.’
‘GEEF ME VERDOMME DIE KOFFER!’
Harry tilde de koffer boven haar schouder; de doorweekte inhoud verschoof als een stel stenen. Ze nam de houding aan van een speerwerper en smeet de koffer hoog in de lucht. Hij vloog langs Dillon en smakte tegen de zijkant van de brandende helikopter.
Dillon staarde ernaar en een fractie van een seconde gebeurde er helemaal niets. Toen brulde hij het uit en rende achter de koffer aan, recht de vlammen in. Op hetzelfde moment draaide Harry zich om naar Jude en schreeuwde: ‘Rennen!’
Jude kwam snel overeind; zijn bewegingloze linkerarm hield hij vast. Samen renden ze naar de uitgang van het open veld. Achter hen klonk het gierende geluid van een windhoos, als een orkaan die in kracht toenam. Harry bereikte de uitgang als eerste, dook erdoorheen en zocht meteen dekking achter een haag. Jude viel naast haar neer en schreeuwde het uit van pijn. Het lawaai nam toe totdat er een explosie klonk die door de haag heen knalde. Het labyrint werd verlicht door een gloeiende vuurbal waar Harry haar ogen tegen moest beschermen. Overal om hen heen kraakten takken. Harry trok aan haar met benzine doordrenkte kleren. Ze hees zich overeind en trok aan Judes mouw. Ze hield haar rechterhand tegen de muur van heggen en strompelde het pad op. Linkerhand los, rechterhand volgen. Ze trilde op haar benen. Een flakkerend oranje licht zette alles in een bleekgele kleur. Met Jude vlak achter haar volgde ze het kronkelende pad – haar rechterhand liet de haag niet los totdat ze eindelijk haar vaders reistas in het vizier kreeg en daarachter de rode, driehoekige vlag van de uitgang.

53

‘Hoeveel geld zat er in die koffer?’

Harry ontweek rechercheur Lynns strakke blik en gaf geen antwoord. Ze zaten op het gazon achter Dillons huis. Ze staarde naar de woeste rode vlammen die het hart van het labyrint hadden verteerd. Brandweermannen spoten dikke stralen water over de heggen om het inferno te bedwingen.

Ze bleef zwijgen. Hij ook. Hij had deze techniek gedurende het laatste halfuur toegepast, in de hoop dat ze de stilte zou opvullen met gekwek en informatie. Niet dus.

Lynne sprak weer als eerste. ‘We vinden het toch wel, hoor.’ Hij maakte een beweging met zijn hoofd in de richting van de brand. ‘Het forensisch team kan bijna alles terugvinden.’

Harry keek naar hem en naar zijn smalle postuur en zijn kleine das. Bijna alles was klein en efficiënt aan die man, alleen een beetje sjofel.
‘Wat kan het jou schelen?’ vroeg ze uiteindelijk.
‘De zaak-Sohoran is nooit afgesloten. We hebben het geld nooit teruggevonden.’ Hij bekeek haar alsof ze een schaakbord was en hij over zijn volgende tien zetten zat na te denken. ‘Ik ben van plan om door te zoeken totdat we het hebben gevonden.’
Harry knikte en sloot haar ogen; ze draaide haar gezicht naar de vlammen. Ze voelde zich als verdoofd en liet haar wangen door het vuur verwarmen. Het beeld van Dillon flitste door haar hoofd, zoals hij de brandende helikopter in was gesprongen, brullend van woede en pijn. Haar vingers klauwden in het gras. Ze slikte en concentreerde zich op haar tintelende gezicht en de verkoolde, rokerige geur die overal hing.
Toen ze haar ogen weer opendeed was Lynne weg. Harry fronste. Die eikel kwam en ging als een kat. Jude zag haar zitten aan de overkant van het gazon en kwam haar kant op. Ze keek hem even aan. Zijn arm hing bewegingloos in een mitella en zijn wangen waren nog nat, doordat ze hadden geprobeerd zijn brandwonden enige verkoeling te geven. Zijn shirt stond stijf van het opgedroogde bloed dat uit een diepe wond in zijn schouder was gevloeid.
‘Gaat het?’ vroeg hij.
Ze knikte en beet op haar lip. Ze zwegen beiden een moment. De grond rondom het labyrint zag er drassig uit en de heggen waren toegetakeld. Het vuur was eindelijk geblust, en wat overbleef was een donkere, moerassige rotzooi.
‘Ik zag je op het vliegveld,’ zei Harry. ‘Ik ben weggerend.’
‘Dat weet ik.’
‘Hoe wist je dat ik daar zou zijn?’
‘Die journalist van je belde me vanmorgen.’
Ze trok haar wenkbrauwen op. ‘Ruth Woods?’
Hij knikte. ‘Ze heeft je gisteren de hele dag tevergeefs geprobeerd te bereiken. Uiteindelijk heeft ze mij gebeld.’
Gisteren. Harry dacht na over wat ze de dag daarvoor had gedaan en in welke tijdzone. Ze knikte; ze herinnerde zich de oproepen die ze had gemist toen ze zich opmaakte voor de meeting met Owen Johnson.
‘Ze was naar Leon Ritch gegaan,’ zei Jude. ‘Hij was dood voordat ze een woord met hem had kunnen wisselen, maar ze vond wel een rapport dat hij had laten samenstellen. Hij was erachter gekomen dat Dillon voor JX Warner had gewerkt, omstreeks dezelfde tijd als de Profeet.’
‘Dat wil nog niets zeggen. Jij hebt er ook gewerkt.’
‘Er was nog een ander verband. Leon wist van Dillons broer. Hij had foto’s, namen – hij had de link tussen de twee gelegd. En hij had het bewijs dat hij achter jouw vaders ongeluk zat.’ Zijn ogen ontmoetten de hare. ‘Ik vind het heel erg voor je.’
Harry knikte, sloeg haar ogen neer en pulkte aan de grashalmen.
‘Hoe dan ook, door dat rapport kon de puzzel worden opgelost.’ Zijn mond stond strak. ‘Dat had de politie ook kunnen doen als die het dossier had gevonden.’
‘Wat bedoel je?’
‘Die fijne journalist van jou heeft het voor ze verborgen gehouden. Ze wilde het verhaal naar buiten brengen voordat iemand er een stolp over kon zetten. Als zij dat niet had gedaan, had Dillon gisteren al opgepakt kunnen worden.’ Hij gebaarde naar het labyrint. ‘En dan was dit allemaal niet gebeurd.’
Harry volgde zijn blik. Een stuk of vijf politiemannen in beschermende pakken liepen het labyrint in, onder regie van een rechercheur die vanaf het panoramabalkon aanwijzingen stond te geven. Een van de politiemannen droeg een stapel ritszakken over zijn arm, alsof hij met een paar kostuums naar de stomerij ging. Jude moest ze ook hebben gezien.
‘Lijkzakken,’ zei hij.
Harry slikte en sloot haar ogen.
‘Dus je kwam me waarschuwen,’ zei ze even later.
Hij knikte. ‘Iemand moest het doen. Je journalistenvriendinnetje was nergens te bekennen – die zat aan haar artikel te werken. Ik heb haar keer op keer gebeld en talloze berichten achtergelaten, zelfs nog vanaf het vliegveld. Geen respons.’
Ze keek hem recht aan en dacht aan de dikke, ondoordringbare mist en zijn angst om door zoiets heen te moeten vliegen. ‘Dank je.’
Hij knikte en weer waren ze even stil. Even later zei hij: ‘Hij kon nooit tegen zijn verlies, weet je? Dat was op school al zo. Dillon, bedoel ik. Hij wilde altijd overal de eerste in zijn.’
Harry bestudeerde haar handen. De woorden bleven in haar keel steken.
Jude schraapte zijn keel. ‘Dus je hebt dat Sohoran-geld eindelijk te pakken gekregen.’
Harry keek even snel naar de agenten bij het labyrint, en schudde toen haar hoofd. ‘Dat heb ik niet tegen de politie gezegd. Ik had gezegd dat er geen geld was.’
‘Maar…’
Ze schudde weer haar hoofd en keek hem strak aan. ‘Wat heeft het voor zin om ze in te lichten? Met welk doel? Als we nu nog met dat geld aan zouden komen, zouden we mijn vader alleen nog maar meer schade berokkenen.’
Jude keek even bedenkelijk, maar toen scheen het tot hem door te dringen. Hij staarde naar de smeulende heggen.
‘Hoeveel was het?’ vroeg hij met zachte stem.
‘Vijftien miljoen euro.’
Hij floot even en leunde op zijn ellebogen in het gras. Harry voelde de spanning langzaam maar zeker van zich afglijden. Ze dacht aan dat mistroostige Arbour Hill en aan de gevangenen met hun veroordeelde ziel. Ze dacht aan de verende tred van haar vader die dit alles achter zich kon laten. Misschien was het niet slim om tegen de politie te liegen, maar ze wist zeker dat ze hem nooit wederom achter die tralies zou laten belanden. Dan liep ze liever het risico dat ze nog iets zouden terugvinden in die asresten van dat labyrint; wat haar betrof had haar vader niets meer te verbergen.
Maar ze had zich geen zorgen hoeven maken over hoe ze haar vader kon beschermen. Een paar weken later vernam ze van de artsen dat zijn overlevingskansen nihil waren.

54

Hij werd alleen nog maar in leven gehouden door apparaten. ‘Hoe lang kunnen ze hem op die manier in leven houden?’ vroeg Miriam.

Harry kon daar geen antwoord op geven. Ze zaten samen aan het bed van haar vader; Amaranta was even een luchtje scheppen. Ze spraken op fluisterende toon, maar inwendig wilde Harry schreeuwen.

Al wekenlang probeerde de arts hem van de beademing af te krijgen. Dag in dag uit moest hij de beproeving van een halfuur doorstaan om zonder hulp adem te halen, maar elke keer had hij signalen gegeven dat hij stikte en moest hij weer op het apparaat worden aangesloten.

De dienstdoende verpleegster had hun geadviseerd om niet bij deze behandelingen aanwezig te zijn. Harry vermoedde dat ze iets van de spanningen in hun gezin had opgepikt en dat ze had aangevoeld dat zoiets nadelig voor haar patiënt zou kunnen uitpakken. Harry vond het niet erg. Hoe had ze het kunnen verdragen om haar vader te zien vechten voor zuurstof, terwijl zijn middenrif te zwak was voor die moeizame ademtochten? Hoe kon ze aanzien dat hij daar lag te stikken?

Ze staarde naar zijn frêle gestalte. Zijn armen lagen recht langs zijn zij en het beddengoed was keurig gladgestreken. Hij leek gekrompen en nog maar zo groot als een pop, maar wat Harry nog het meest opviel was de mechanische beweging van zijn borstkas.

Ze slikte de prop in haar keel weg. Dus dat was het verschil tussen leven en dood: het rijzen en dalen van een vrijwillige ademhaling. Haar ogen prikten en ze keek snel opzij.

‘Denk er maar niet aan,’ zei Miriam zachtjes. ‘Dat is de enige manier om hier doorheen te komen.’
Harry keek naar haar. Haar moeders huid zag asgrauw. Ze staarde naar haar echtgenoot, met opgeheven kin en rechte rug. Had haar moeder dit zo haar hele leven gedaan, door er maar niet aan te denken?
Harry boog zich naar haar toe en gaf haar arm een kneepje. Ze kreeg geen reactie. Ze liet haar hand vallen en stond op, liep naar de deur om het estafettestokje aan Amaranta over te geven. Ze liep weg zonder haar vader nog aan te raken. Dat had te veel op een afscheid geleken.

De ellende met het beademingsapparaat duurde nog enkele weken. Bezoekers kwamen en gingen; een eindeloze stoet van vrienden en
buren die hun medeleven kwamen betuigen. Harry herkende bijna niemand, maar ze spraken haar moeder allemaal met haar voornaam aan. Al
dit sociale verkeer leek haar moeder op te beuren en ze accepteerde hun
steunbetuigingen met gepaste gratie. Harry was de enige die haar goed
genoeg kende om het beven van haar handen op te merken. Jude kwam elke dag naar het ziekenhuis. Zijn arm zat nog steeds in
een mitella, maar de wonden op zijn gezicht waren al aan het genezen.
Hij kwam nooit zomaar binnenvallen, maar bleef altijd op de gang staan,
alsof hij haar wilde laten weten dat hij er was mocht ze hem nodig hebben.
Harry wist niet meer wat ze nodig had. Het enige waar ze nog zeker van
was, was dat ze niet langer in heroïek geloofde.
Ook Imogen kwam haar opzoeken. Ze zag bleek en geschokt; waarschijnlijk was ze nog altijd aan het bijkomen van de waarheid omtrent Dillon. Zij had ook een held verloren, op een bepaalde manier. Ze had een
krant meegenomen met het artikel van Ruth Woods waarin de financiële
doopceel van Dillon werd gelicht. Hij verkeerde al geruime tijd in zwaar
weer. Zijn ambitieuze strategie om andere beveiligingsbedrijven op te kopen en te laten fuseren met Lúbra was mislukt. Hij had te veel betaald voor
de bedrijven die hij had opgekocht en toen zijn geld op was had hij zijn aankopen gefinancierd met leningen die hij niet kon aflossen. De meeste van
deze bedrijven waren nu geen cent meer waard en zijn crediteuren hadden
gedreigd met faillissementsaanvragen. Zo te zien was Dillon beter geweest
in handel met voorkennis dan een legitieme business.
Toen Ashford zich meldde bevroor Harry ter plekke. Ze zag hoe hij de
hand van haar moeder vastgreep. Ze had de politie niets verteld over de
link die ze tussen Ashford en Leon had gelegd. Ze had per slot van rekening alleen maar een naam. Ze zag haar moeder tegen haar tranen vechten
en vroeg zich af wat ze moest voelen. Hoe zou haar moeder reageren als
Ashford ook in de gevangenis terechtkwam? Ze keek naar Miriam, die zich weer had hersteld, en vermoedde dat haar moeder zich wel zou redden.
Wat er ook gebeurde.
Ashford kwam met uitgestoken hand op Harry af. Ze beet op haar lip.
Hij stond nu vlak voor haar, zijn haar uitgewaaierd als tandfloss. Ze had
geen enkel bewijs dat Ashford haar schade had willen berokkenen. Het
enige wat ze wist was dat hij een vriend van haar vader was. Ze keek in zijn
grote, droevige ogen en stak langzaam haar hand uit.

Na zeven weken oefenen met het beademingsapparaat was er nog steeds geen vooruitgang te bespeuren. Bij de laatste poging had haar vader een hartstilstand gekregen en hij was zichtbaar verzwakt.

Harry raakte zijn vingers aan. Ze waren warm, maar reageerden niet. Ze keek naar het vel papier dat haar moeder vasthad, waarop in vette letters nr stond geprint. De verpleegster had het enkele ogenblikken geleden afgegeven zodat ze het kon tekenen en de arts had uitgelegd wat het betekende.

Hij had het over hart- en longstilstand gehad, de organen opgesomd die bij haar vader niet meer werkten. Hij zei dat het beademingsapparaat het sterfproces voor sommige patiënten alleen maar verlengde. Ze hadden het zonder iets te zeggen aangehoord. Zelfs Amaranta had gezwegen.

Uiteindelijk had de arts op zachte toon gezegd: ‘Het kan ervan komen dat u het niet langer nodig acht om hem te reanimeren.’
nr. Niet Reanimeren.
Harry’s gedachten vielen stil.
Als zijn hart het weer zou begeven, zouden ze niet meer proberen om hem terug te halen. Geen heroïsche maatregelen.
Harry kneep in haar vaders hand en keek de ziekenhuiskamer rond, met al die buisjes en piepende monitors. Ze dacht aan alles wat ze van haar vader had geleerd en aan alle plaatsen waar hij haar mee naartoe had genomen. Deze steriele kamer had niets te maken met de man die hij ooit was geweest.
Haar moeder zat nog steeds met het formulier in haar handen geklemd. Zou ze het ondertekenen, en daarmee zijn doodvonnis vellen? Harry kneep haar ogen stijf dicht. Hoe zou ze het ooit kunnen verdragen om haar vader te begraven?
‘Mam?’
Harry deed haar ogen open. Amaranta had haar hand op haar moeders arm gelegd en maakte een gebaar naar het formulier. Miriam draaide zich om naar Harry; er stond een vragende blik in haar ogen. Harry slikte en schudde haar hoofd.
Langzaam vouwde haar moeder het vel papier op en stopte het ongetekend in haar tas. Toen pakte ze haar dochters bij de arm. Eerst Harry, toen Amaranta. Harry keek haar verbaasd aan en greep toen met dichtgeknepen keel haar hand. Zo hielden ze elkaar vast, terwijl ze naar het apparaat keken dat haar vader in leven hield. Op dat moment besefte Harry iets wat ze al lang geleden had moeten beseffen. Haar vader was geen oplichter en hij was ook geen held. Uiteindelijk was hij maar gewoon een mens.

Daarna trok Harry een poosje bij haar moeder in, in het huis dat ooit haar thuis was geweest, en ze wist niet zeker wie wie troostte. Haar vader ademde in en uit, in en uit. Toen het ernaar uitzag dat het niet meer zou veranderen, vertrok Harry naar de Bahama’s.

55

Harry stapte op Nassau Airport uit het vliegtuig; de hitte omsloot haar als een dikke deken. Ze hield een taxi aan voor de aankomsthal en hoopte half dat Ethan erin zou zitten. Niet natuurlijk.

Ze leunde naar achteren. Het trage ritje en de dromerige reggae op de radio hadden een slaapverwekkende uitwerking. Ze staarde naar de vuurrode en feloranje kleuren van het landschap. Twee maanden geleden was ze hier om een bank op te lichten. Nu was ze om heel andere redenen gekomen.

De taxi kroop door het dichte verkeer in Bay Street en reed daarna naar Paradise Island Bridge. De werf lag vol sierlijke witte jachten en een vlucht zeemeeuwen had met ze meegelift. Harry draaide het raam naar beneden. De marktkooplui onder de brug brulden de prijs van het koopje van de dag en de stalletjes lagen volgestapeld met glanzende vissen, gouden bananen en ananassen. Ze ademde de zilte zeelucht in en merkte tot haar verbazing dat het voelde alsof ze thuiskwam.

De taxi zette haar af bij het Atlantis Resort Hotel, waar ze een kamer nam die het Nassau Sands Hotel op een jeugdherberg deed lijken. Nadat ze zich had opgefrist, ging ze naar beneden en liep de grote overkoepelde lobby in. Ze hield de doos in haar handen stevig vast, maakte een rondje door de hal en liep door de ingang het casino in.

Ze aarzelde een ogenblik op de drempel. Het was er druk, al was het nog maar halverwege de middag. Ze hoorde het gerammel van de fichesorteermachines en de rollende balletjes in de roulette. Serveersters liepen af en aan met gratis drankjes, maar Harry wist dat de serieuze gokkers alleen koffie dronken. Ze liep zuchtend langs de speeltafels naar de andere kant van de ruimte.

Voor haar was het loket waar een vrouw van middelbare leeftijd achter een tralieraam bankbiljetten inwisselde voor fiches. Harry nam plaats in de rij achter een man met een cowboyhoed, en legde haar doos alvast op de balie. Ze draaide zich om en keek weer naar de speeltafels.

Vlakbij was een pokerspel aan de gang waar de inzet hoog was en ze zag dat het om nog maar twee spelers draaide: een zakenman met samengeknepen lippen en een pezige Italiaan met een zonnebril. Op tafel lagen een paar azen en een klaver drie. Uit de lichte trekbeweging in de schouders van de Italiaan viel op te maken dat hij waarschijnlijk de derde aas in zijn handen had. Harry draaide zich om en keek naar haar koffer. Ze gleed met haar vingers langs de deuken in het zwarte vinyl. Dillon had er een paar deuken aan toegevoegd toen hij hem over de grond had geschopt, maar voor de rest was haar vaders pokerdoos met fiches nog intact.

Ze drukte haar duimen tegen de roestige slotjes, klikte het deksel open en keek erin. In de uitsparingen in het zwarte fluweel lagen acht stapels met fiches. Twee derde was vuurrood, de rest was gelijk verdeeld tussen gouden en saffierblauwe fiches. Harry haalde er twee vuurrode fiches uit en liet ze ronddraaien tussen haar vingers. Ze bewonderde de zachte parelmoerglans en het klikkende geluid dat ze produceerden. Ze waren groter en ovaler dan de plastic nepfiches die oorspronkelijk in de doos hadden gezeten. Harry gleed met haar duim over het keramieken oppervlak. De naam van het casino stond erin gegraveerd, samen met de waarde. Hij was honderdduizend dollar waard.

Na haar bezoek aan de Rosenstock Bank was ze met haar geldkoffer naar het hotel teruggegaan. Ze had tijd nodig om na te denken. Toen ging ze naar het Atlantis Casino. Rousseau had woedend gereageerd op haar voorstel. Maar zolang ze het bewijs van zijn handel met voorkennis in handen had, wisten ze allebei dat hij geen keus had. Hij had zich bij de manager van het casino garant voor haar gesteld, die verrukt het grootste gedeelte van haar geld voor waardevolle fiches had ingewisseld. Ze hadden er zo veel fiches voor nodig gehad dat het zelfs een heleboel was voor een casino als het Atlantis, en ze hadden de hulp van twee andere casino’s moeten inroepen om het tekort aan te vullen. Niemand wilde zo’n topspeler afwimpelen.

Achter haar hapte iemand naar adem en Harry keek om. De croupier aan de pokertafel had de kaart omgedraaid: nog een drie. Er lagen nu twee paar op tafel: twee azen en twee drieën. De Italiaan zat met zijn handen in zijn haar, maar de man in het pak zat zo stil als een hagedis in de middagzon. Harry schatte in dat hij een full house had, met drie azen.

De man met de cowboyhoed was nu aan de beurt bij het loket. Harry schuifelde achter hem aan; ze had nog steeds de fiches in haar hand. Zodra ze een blik op al dat geld had geworpen, had ze geweten dat ze het niet zomaar kon afstaan. Er waren beelden van haar vader door haar hoofd geschoten; zoals hij aan tafel in de gevangenis zijn armen naar haar had uitgestrekt; zijn lichaam doodstil in de ziekenhuiskamer waar hij in leven werd gehouden door buisjes. Ze had hem een reden willen geven om weer bij bewustzijn te komen.

Ze had voor zeven en een half miljoen euro fiches ingewisseld en in haar vaders pokerdoos gestopt. De rest van het geld had ze in contanten bewaard. Ze had de helft van de zwarte koffer van de Rosenstock Bank aangevuld met pakken printerpapier uit het hotel, en de rest van de bankbiljetten in vijf lagen erbovenop gestapeld. Anderhalf miljoen per laag. Bij het bedenken van haar plan had ze er rekening mee gehouden dat ze ergens op een punt zou komen dat de Profeet de koffer had willen openmaken en die bankbiljetten hadden haar extra tijd kunnen verschaffen. Helaas had ze hem nooit in de val kunnen laten lopen, maar dat contante geld had haar waarschijnlijk het leven gered in het labyrint.

Harry staarde naar de fiches in haar hand en liet haar schouders hangen. Ze wilde dat geld niet. Ze had het voor haar vader willen behouden, maar welk nut diende het nu nog? En het zou nooit de leemte kunnen vullen die hij had achtergelaten.

De man met de cowboyhoed was klaar en Harry ging voor het loket staan. Ze dacht na over Judes lesje over marktethiek; hoe die handel met voorkennis het vertrouwen in de integriteit van de markt schaadde. Ze was teruggekomen naar Nassau om haar fiches in te wisselen en het geld terug te geven aan Bureau Fraudezaken. Het was het enige juiste om te doen. Jude zou het ook zo hebben gedaan. En niemand kon haar vader nog kwaad doen.

De vrouw achter het loket tikte met haar pen op de balie en Harry beet op haar onderlip. Wat kon haar de integriteit van de markt schelen? Gedupeerde investeerders zouden echt niet gecompenseerd worden al zou zij het geld teruggeven. Wie wist waar dat geld uiteindelijk terecht zou komen?

Ze zuchtte en wendde zich tot de loketbediende. Die was gestopt met het getik en staarde nu over Harry’s schouder.
‘Alles of niets.’
Harry draaide zich om. De Italiaan schoof al zijn fiches naar het midden van de tafel. Er zat een hele stapel vuurrode fiches tussen. Harry hield haar adem in. De spelers draaiden hun kaarten om, en de omstanders kreunden. De Italiaan schoof zijn stoel naar achteren, rukte zijn zonnebril af en ijsbeerde op en neer. De man in het pak nam een slokje water.
Harry rekte haar nek om de kaarten te kunnen zien. De man in het pak had een paar azen, waarmee hij een four of a kind had. Met die hand was je zo goed als onverslaanbaar. De Italiaan had een klaver twee en een klaver vier. Harry berekende de combinaties in haar hoofd en ze sperde haar ogen wijd open. Met die aas en de drie op tafel had hij maar één kaart nodig voor een straight flush; de enige hand waarmee hij dit spel zou kunnen winnen.
Ze voelde de haartjes in haar nek kriebelen. Ze deed een stap in de richting van de tafel. De Italiaan hield op met ijsberen en greep met witte knokkels de rugleuning van zijn stoel vast. De croupier had de river card omgedraaid. Even bleef het stil. Harry ging op haar tenen staan, maar ze kon niet zien welke kaart het was. Toen barstte het publiek in gejuich los. De Italiaan stak zijn vuist in de lucht en loeide als een cowboy. Hij viel omstanders om de hals en schudde zijn opponent de hand. Door een opening in het publiek kon Harry de beslissende klaver vijf op tafel zien liggen en ze glimlachte.
Ze wreef over haar tintelende nek. Het leven is niet veel bijzonders als je je niet om de zoveel tijd flink uitleeft. De woorden van haar vader weergalmden in haar hoofd en haar hart zwol van trots. Ze draaide zich weer om naar het loket, stopte de fiches weer in haar doos en deed zachtjes de deksel dicht. ‘Sorry,’ zei ze tegen de loketbediende, ‘ik ben van gedachten veranderd.’
Ze liep op de tafel af en nam de lege stoel naast die waar de man met het pak op had gezeten. Ze glimlachte tegen de Italiaan en wreef met haar knokkels over het groene laken voor goed geluk. Toen opende ze haar vaders pokerdoos en zette hem op tafel.